Genesis 12:6 | En Abram is doorgetogen in dat land, tot aan de plaats Sichem, tot aan het eikenbos More; en de Kanaanieten waren toen ter tijd in dat land. |
Genesis 33:18 | En Jakob kwam behouden [tot] de stad Sichem, welke is in het land Kanaan, als hij kwam van Paddan-aram; en hij legerde zich in het gezicht der stad. |
Genesis 33:19 | En hij kocht een deel des velds, waarop hij zijn tent gespannen had, van de hand der zonen van Hemor, den vader van Sichem, voor honderd stukken gelds. |
Genesis 34:2 | Sichem nu, de zoon van Hemor, den Heviet, den landvorst, zag haar, en hij nam ze, en lag bij haar, en verkrachtte ze. |
Genesis 34:4 | Sichem sprak ook tot zijn vader Hemor, zeggende: Neem mij deze dochter tot een vrouw. |
Genesis 34:6 | En Hemor, de vader van Sichem, ging uit tot Jakob, om met hem te spreken. |
Genesis 34:8 | Toen sprak Hemor met hen, zeggende: Mijns zoons Sichems ziel is verliefd op ulieder dochter; geeft hem haar toch tot een vrouw. |
Genesis 34:11 | En Sichem zeide tot haar vader, en tot haar broederen: Laat mij genade vinden in uw ogen; en wat gij tot mij zeggen zult, zal ik geven. |
Genesis 34:13 | Toen antwoordden Jakobs zonen aan Sichem en Hemor, zijn vader, bedriegelijk, en spraken (overmits dat hij Dina, hun zuster, verontreinigd had); |
Genesis 34:18 | En hun woorden waren goed in de ogen van Hemor, en in de ogen van Sichem, Hemors zoon. |
Genesis 34:20 | Zo kwam Hemor en Sichem, zijn zoon, tot hunner stadspoort; en zij spraken tot de mannen hunner stad, zeggende: |
Genesis 34:24 | En zij hoorden naar Hemor, en naar Sichem, zijn zoon, allen, die ter zijner stadspoort uitgingen; en zij werden besneden, al wat mannelijk was, allen, die ter zijner stadspoort uitgingen. |
Genesis 34:26 | Zij sloegen ook Hemor, en zijn zoon Sichem, dood met de scherpte des zwaards; en zij namen Dina uit Sichems huis, en gingen van daar. |
Genesis 35:4 | Toen gaven zij Jakob al die vreemde goden, die in hun hand waren, en de oorsierselen, die aan hun oren waren, en Jakob verborg ze onder den eikeboom, die bij Sichem is. |
Genesis 37:12 | En zijn broeders gingen heen, om de kudde van hun vader te weiden bij Sichem. |
Genesis 37:13 | Zo zeide Israel tot Jozef: Weiden uw broeders niet bij Sichem? Kom, dat ik u tot hen zende. En hij zeide tot hem: Zie, [hier] ben ik! |
Genesis 37:14 | En hij zeide tot hem: Ga toch heen, zie naar den welstand van uw broederen, en naar den welstand van de kudde, en breng mij een woord wederom. Zo zond hij hem uit het dal Hebron, en hij kwam te Sichem. |
Jozua 17:7 | Zodat de landpale van Manasse was van Aser af tot Michmetath, die voor aan Sichem is; en deze landpale gaat ter rechterhand tot aan de inwoners van En-tappuah. |
Jozua 20:7 | Toen heiligden zij Kedes in Galilea, op het gebergte van Nafthali, en Sichem op het gebergte van Efraim, en Kirjath-arba, deze is Hebron, op het gebergte van Juda. |
Jozua 21:21 | En zij gaven hun Sichem, een vrijstad des doodslagers, en haar voorsteden, op den berg Efraim, en Gezer en haar voorsteden; |