Job 18:8 | Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen. |
Job 20:23 | Er zij [wat] om zijn buik te vullen; [God] zal over hem de hitte Zijns toorns zenden, en over hem regenen op zijn spijze. |
Job 21:11 | Hun jonge kinderen zenden zij uit als een kudde, en hun kinderen huppelen. |
Job 22:9 | De weduwen hebt gij ledig weggezonden, en de armen der wezen zijn verbrijzeld. |
Job 28:9 | Hij legt zijn hand aan de keiachtige [rots], hij keert de bergen van den wortel om. |
Job 30:11 | Want Hij heeft mijn zeel losgemaakt, en mij bedrukt; daarom hebben zij den breidel voor mijn aangezicht afgeworpen. |
Job 30:12 | Ter rechterhand staat de jeugd op, stoten mijn voeten uit, en banen tegen mij hun verderfelijke wegen. |
Job 30:24 | Maar Hij zal tot een aardhoop de hand niet uitsteken; is er bij henlieden geschrei in zijn verdrukking? |
Job 38:35 | Kunt gij de bliksemen uitlaten, dat zij henenvaren, en tot u zeggen: Zie, [hier] zijn wij? |
Job 39:6 | Als zij zich krommen, haar jongen met versplijting voortbrengen, haar smarten uitwerpen? |
Job 39:8 | Wie heeft den woudezel vrij henengezonden, en wie heeft de banden des wilden ezels gelost? |
Psalm 18:15 | En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze. |
Psalm 18:17 | Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren. |
Psalm 20:3 | Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Sion. |
Psalm 43:3 | Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg Uwer heiligheid, en tot Uw woningen; |
Psalm 44:3 | Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. |
Psalm 50:19 | Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog. |
Psalm 55:21 | Hij slaat zijn handen aan degenen, die vrede met Hem hadden; hij ontheiligt Zijn verbond. |
Psalm 57:4 | Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheid zenden. |
Psalm 59:1 | Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die [zijn] huis bewaren zouden, om hem te doden. |