H8055 שָׂמַח
glad, merry, rejoice, joyful, joy, misc
2 Koningen 11:20 | En al het volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden [bij] des konings huis. |
1 Kronieken 16:10 | Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; dat zich het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde. |
1 Kronieken 29:9 | En het volk was verblijd over hun vrijwillig geven; want zij gaven met een volkomen hart den HEERE vrijwillig; en de koning David verblijdde zich ook met grote blijdschap. |
2 Kronieken 6:41 | En nu, HEERE God, maak U op tot Uw rust, Gij en de ark Uwer kracht; laat Uw priesters, HEERE God, met heil bekleed worden, en laat Uw gunstgenoten over het goede blijde zijn. |
2 Kronieken 15:15 | En gans Juda was verblijd over dezen eed; want zij hadden met hun ganse hart gezworen, en met hun gansen wil Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden, en de HEERE gaf hun rust rondom henen. |
2 Kronieken 20:27 | Daarna keerden alle mannen van Juda en Jeruzalem weder, en Josafat in de voorspitse van hen, om wederom met blijdschap tot Jeruzalem te komen; want de HEERE had hen verblijd over hun vijanden. |
2 Kronieken 23:13 | En zij zag toe; en ziet, de koning stond bij zijn pilaar, aan den ingang; en de oversten en de trompetten waren bij den koning; en al het volk des lands was blijde, en blies met de trompetten; en de zangers waren er met muzikale instrumenten, en gaven te kennen, dat men lofzingen zou; toen verscheurde Athalia haar klederen, en zij riep: Verraad, verraad! |
2 Kronieken 23:21 | En al het volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden. |
2 Kronieken 24:10 | Toen verblijdden zich alle oversten en al het volk, en zij brachten in, en wierpen in de kist, totdat men voleind had. |
2 Kronieken 29:36 | Jehizkia nu en al het volk verblijdden zich over hetgeen God het volk voorbereid had; want deze zaak geschiedde haastelijk. |
2 Kronieken 30:25 | En de ganse gemeente van Juda verblijdde zich, mitsgaders de priesteren en de Levieten, en de gehele gemeente dergenen, die uit Israel gekomen waren; ook de vreemdelingen, die uit het land van Israel gekomen waren, en die in Juda woonden. |
Ezra 6:22 | En zij hielden het feest der ongezuurde [broden] zeven dagen, met blijdschap; want de HEERE had hen verblijd, en het hart des konings van Assur tot hen gewend, om hun handen te sterken in het werk van het huis Gods, des Gods van Israel. |
Nehemia 12:43 | En zij offerden deszelven daags grote slachtofferen, en waren vrolijk; want God had hen vrolijk gemaakt met grote vrolijkheid; en ook waren de vrouwen en de kinderen vrolijk; zodat de vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd. |
Esther 8:15 | En Mordechai ging uit van voor het aangezicht des konings in een hemelsblauw en wit koninklijk kleed, en met een grote gouden kroon, en met een opperkleed van fijn linnen en purper; en de stad Susan juichte en was vrolijk. |
Job 3:22 | Die blijde zijn tot opspringens toe, [en] zich verheugen, als zij het graf vinden; |
Job 21:12 | Zij heffen op met de trommel en de harp, en zij verblijden zich op het geluid des orgels. |
Job 22:19 | De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen; |
Job 31:25 | Zo ik blijde ben geweest, omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen had; |
Job 31:29 | Zo ik verblijd ben geweest in de verdrukking mijns haters, en mij opgewekt heb, als het kwaad hem vond; |
Psalm 5:12 | Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid; laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat in U van vreugde opspringen, die Uw Naam liefhebben. |