H8267 שֶׁקֶר
leugen, bedrog, misleiding

Bijbelteksten

Psalm 35:19Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijand zijn; [noch] wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten.
Psalm 38:20Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot.
Psalm 52:5Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela.
Psalm 63:12Maar de koning zal zich in God verblijden; een iegelijk, die bij Hem zweert, zal zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt worden.
Psalm 69:5Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
Psalm 101:7Wie bedrog pleegt, zal binnen mijn huis niet blijven; die leugenen spreekt, zal voor mijn ogen niet bevestigd worden.
Psalm 109:2Want de mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; zij hebben met mij gesproken met een valse tong.
Psalm 119:29Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
Psalm 119:69De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; [doch] ik bewaar Uw bevelen van ganser harte.
Psalm 119:78Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; [doch] ik betracht Uw geboden.
Psalm 119:86Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.
Psalm 119:104Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden.
Psalm 119:118Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen.
Psalm 119:128Daarom heb ik al [Uw] bevelen, van alles, voor recht gehouden; [maar] alle valse pad heb ik gehaat.
Psalm 119:163Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; [maar] Uw wet heb ik lief.
Psalm 120:2O HEERE! red mijn ziel van de valse lippen, van de bedriegelijke tong.
Psalm 144:8Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid.
Psalm 144:11Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid;
Spreuken 6:17Hoge ogen, een valse tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten;
Spreuken 6:19Een vals getuige, [die] leugenen blaast; en die tussen broederen krakelen inwerpt.

Mede mogelijk dankzij