Jonathan (zn. van Saul)

Bijbelteksten

2 Samuel 21:7Doch de koning verschoonde Mefiboseth, den zoon van Jonathan, den zoon van Saul, om den eed des HEEREN, die tussen hen was, tussen David en tussen Jonathan, Sauls zoon.
2 Samuel 21:12Zo ging David henen, en nam de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon, van de burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve gestolen hadden van de straat Beth-san, alwaar de Filistijnen ze hadden opgehangen, ten dage als de Filistijnen Saul sloegen op Gilboa.
2 Samuel 21:13En hij bracht van daar op de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon; ook verzamelden zij de beenderen der gehangenen.
2 Samuel 21:14En zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo werd God na dezen den lande verbeden.
2 Samuel 21:21En hij hoonde Israel; maar Jonathan, de zoon van Simea, Davids broeder, sloeg hem.
2 Samuel 23:32Eljachba, de Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan;
1 Koningen 1:42Als hij nog sprak, ziet, zo kwam Jonathan, de zoon van Abjathar, den priester; en Adonia zeide: Kom in, want gij zijt een kloek man, en zult het goede boodschappen.
1 Koningen 1:43En Jonathan antwoordde en zeide tot Adonia: Ja, maar onze heer, de koning David, heeft Salomo tot koning gemaakt.
1 Kronieken 2:33De kinderen van Jonathan nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel.
1 Kronieken 8:33Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, Abinadab, en Esbaal.
1 Kronieken 8:34En Jonathans zoon was Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha.
1 Kronieken 9:39En Ner gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, en Abinadab, en Esbaal.
1 Kronieken 9:40En Jonathans zoon van Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha.
1 Kronieken 10:2En de Filistijnen hielden dicht achter Saul aan en achter zijn zonen; en de Filistijnen sloegen Jonathan, en Abinadab, en Malchi-sua, de zonen van Saul.
1 Kronieken 11:34[Van] de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet;
1 Kronieken 20:7En hij hoonde Israel, maar Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van David, versloeg hem.
1 Kronieken 27:25En over de schatten des konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in de torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia.
1 Kronieken 27:32En Jonathan, Davids oom, was raad, een verstandig man; hij was ook schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de zonen des konings.
2 Kronieken 17:8En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-adonia, de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram.
Jeremia 38:26Zo zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven.

KlussenKlussen