1 Kronieken 9:9 | En hun broederen naar hun geslachten, negen honderd zes en vijftig; al deze mannen waren hoofden der vaderen in de huizen hunner vaderen. |
1 Kronieken 9:13 | Daartoe hun broeders, hoofden in de huizen hunner vaderen, duizend zevenhonderd en zestig, kloeke helden aan het werk van den dienst van het huis Gods. |
1 Kronieken 15:1 | En David maakte zich huizen in zijn stad; en hij bereidde der ark Gods een plaats, en spande een tent voor haar. |
1 Kronieken 24:4 | En van de kinderen van Eleazar werden meer gevonden tot hoofden der mannen, dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen afdeelden; van de kinderen van Eleazar waren zestien hoofden der vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke huizen, acht. |
1 Kronieken 24:30 | En de kinderen van Musi waren Maheli, en Eder, en Jerimoth. Dezen zijn de kinderen der Levieten, naar hun vaderlijke huizen. |
1 Kronieken 26:13 | En zij wierpen de loten, zo de kleinen als de groten, naar hun vaderlijke huizen, tot elke poort. |
1 Kronieken 29:4 | Drie duizend talenten gouds, van het goud van Ofir, en zeven duizend talenten gelouterd zilver, om de wanden der huizen te overtrekken; |
2 Kronieken 17:14 | Dit nu is hun telling, naar de huizen hunner vaderen. In Juda waren oversten der duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd duizend kloeke helden. |
2 Kronieken 25:5 | En Amazia vergaderde Juda, en stelde hen, naar de huizen der vaderen, tot oversten van duizenden en tot oversten van honderden, door gans Juda en Benjamin; en hij monsterde hen, van twintig jaren oud en daarboven, en vond hen driehonderd duizend uitgelezenen, uittrekkende ten heire, handelende spies en rondas. |
2 Kronieken 34:11 | Want zij gaven het den werkmeesters en den bouwlieden, om gehouwen stenen te kopen, en hout tot de samenvoegingen, en om de huizen te zolderen, die de koningen van Juda verdorven hadden. |
2 Kronieken 35:4 | En bereidt u naar de huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen, naar het voorschrift van David, den koning van Israel, en naar de beschrijving van zijn zoon Salomo; |
2 Kronieken 35:5 | En staat in het heiligdom, naar de onderscheiding der vaderlijke huizen, voor uw broederen, het volk, en [naar] de afdeling van de vaderlijke huizen der Levieten; |
2 Kronieken 35:12 | En zij namen het brandoffer daar af, opdat zij die naar de verdelingen der vaderlijke huizen, aan het volk geven mochten, om den HEERE te offeren, gelijk geschreven is in het boek van Mozes; en alzo met de runderen. |
Nehemia 4:14 | En ik zag toe, en maakte mij op, en zeide tot de edelen, en tot de overheden, en tot het overige des volks: Vreest niet voor hun aangezicht; denkt aan dien groten en vreselijken HEERE, en strijdt voor uw broederen, uw zonen en uw dochteren, uw vrouwen en uw huizen. |
Nehemia 5:3 | Ook waren er, die zeiden: Wij verpanden onze akkers, en onze wijngaarden, en onze huizen, opdat wij in dezen honger koren mogen opnemen. |
Nehemia 5:11 | Geeft hun toch als heden weder hun akkers, hun wijngaarden, hun olijfgaarden en hun huizen; en het honderdste [deel] van het geld, en van het koren, den most en de olie, die gij hun hebt afgevorderd. |
Nehemia 7:4 | De stad nu was wijd van ruimte en groot; doch des volks was weinig daarbinnen; en de huizen waren niet gebouwd. |
Nehemia 9:25 | En zij hebben vaste steden en een vet land ingenomen, en erfelijk bezeten, huizen, vol van alle goed, uitgehouwen bornputten, wijngaarden, olijfgaarden en bomen van spijze, in menigte; en zij hebben gegeten, en zijn zat en vet geworden, en hebben in wellust geleefd, door Uw grote goedigheid. |
Job 3:15 | Of met de vorsten, die goud hadden, die hun huizen met zilver vervulden. |
Job 4:19 | Hoeveel te min [op] degenen, die lemen huizen bewonen, welker grondslag in het stof is? Zij worden verbrijzeld voor de motten. |