Jezus Christus

Bijbelteksten

Mattheus 21:24En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord vragen, hetwelk indien gij Mij zult zeggen, zo zal Ik u ook zeggen door wat macht Ik deze dingen doe.
Mattheus 21:27En zij, Jezus antwoordende, zeiden: Wij weten het niet. En Hij zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door wat macht Ik dit doe.
Mattheus 21:31Wie van deze twee heeft den wil des vaders gedaan? Zij zeiden tot Hem: De eerste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods.
Mattheus 21:42Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van de Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?
Mattheus 22:1En Jezus, antwoordende, sprak tot hen wederom door gelijkenissen, zeggende:
Mattheus 22:18Maar Jezus, bekennende hun boosheid, zeide:
Mattheus 22:29Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods.
Mattheus 22:37En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand.
Mattheus 22:41Als nu de Farizeen samenvergaderd waren, vraagde hun Jezus,
Mattheus 22:42En zeide: Wat dunkt u van den Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tot Hem: Davids [Zoon].
Mattheus 23:1Toen sprak Jezus tot de scharen en tot Zijn discipelen,
Mattheus 23:8Doch gij zult niet rabbi genaamd worden; want Een is uw Meester, [namelijk] Christus; en gij zijt allen broeders.
Mattheus 23:10Noch zult gij meesters genoemd worden; want Een is uw Meester, [namelijk] Christus.
Mattheus 24:1En Jezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des tempels te tonen.
Mattheus 24:2En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik: Hier zal niet [een] steen op den [anderen] steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.
Mattheus 24:4En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide.
Mattheus 24:5Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.
Mattheus 24:23Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet.
Mattheus 26:1En het is geschied, als Jezus al deze woorden geeindigd had, dat Hij tot Zijn discipelen zeide:
Mattheus 26:4En beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden.

StudieboekenStudieboeken