Mattheus 14:12 | En zijn discipelen kwamen, en namen het lichaam weg, en begroeven hetzelve; en gingen en boodschapten het Jezus. |
Mattheus 14:13 | En [als] Jezus [dit] hoorde, vertrok Hij van daar te scheep, naar een woeste plaats alleen; en de scharen, [dat] horende, zijn Hem te voet gevolgd uit de steden. |
Mattheus 14:14 | En Jezus uitgaande, zag een grote schare, en werd innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken. |
Mattheus 14:16 | Maar Jezus zeide tot hen: Het is hun niet van node heen te gaan, geeft gij hun te eten. |
Mattheus 14:22 | En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten. |
Mattheus 14:25 | Maar ter vierde wake des nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. |
Mattheus 14:27 | Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet. |
Mattheus 14:29 | En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen. |
Mattheus 14:31 | En Jezus, terstond de hand uitstekende, greep hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingelovige! waarom hebt gij gewankeld? |
Mattheus 15:1 | Toen kwamen tot Jezus [enige] Schriftgeleerden en Farizeen, die van Jeruzalem [waren], zeggende: |
Mattheus 15:16 | Maar Jezus zeide: Zijt ook gijlieden alsnog onwetende? |
Mattheus 15:21 | En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon. |
Mattheus 15:28 | Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure. |
Mattheus 15:29 | En Jezus, van daar vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom op den berg, en zat daar neder. |
Mattheus 15:30 | En vele scharen zijn tot Hem gekomen, hebbende bij zich kreupelen, blinden, stommen, lammen, en vele anderen, en wierpen ze voor de voeten van Jezus; en Hij genas dezelve. |
Mattheus 15:32 | En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken. |
Mattheus 15:34 | En Jezus zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige visjes. |
Mattheus 16:6 | En Jezus zeide tot hen: Ziet toe, en wacht u van den zuurdesem der Farizeen en Sadduceen. |
Mattheus 16:8 | En Jezus, [dat] wetende, zeide tot hen: Wat overlegt gij bij uzelven, gij kleingelovigen! dat gij geen broden [mede]genomen hebt? |
Mattheus 16:13 | Als nu Jezus gekomen was in de delen van Cesarea Filippi, vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende: Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des mensen, ben? |