Jezus Christus

Bijbelteksten

Mattheus 9:27En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: [Gij] Zone Davids, ontferm U onzer!
Mattheus 9:28En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!
Mattheus 9:30En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus heeft hun zeer strengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat het niemand wete.
Mattheus 9:35En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekten en alle kwalen onder het volk.
Mattheus 10:5Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, en hun bevel gegeven, zeggende: Gij zult niet heengaan op den weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in [enige] stad der Samaritanen.
Mattheus 11:1En het is geschied, toen Jezus geeindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen te geven, dat Hij van daar voortging, om te leren en te prediken in hun steden.
Mattheus 11:2En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen;
Mattheus 11:4En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet:
Mattheus 11:7Als nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt?
Mattheus 11:25In diezelve tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard.
Mattheus 12:1In dien tijd ging Jezus op een sabbatdag door het gezaaide, en Zijn discipelen hadden honger, en begonnen aren te plukken en te eten.
Mattheus 12:15Maar Jezus, [dat] wetende, vertrok van daar, en vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze allen.
Mattheus 12:25Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan.
Mattheus 13:1En te dien dage Jezus, uit het huis gegaan zijnde, zat bij de zee.
Mattheus 13:34Al deze dingen heeft Jezus tot de scharen gesproken door gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet.
Mattheus 13:36Toen nu Jezus de scharen [van Zich] gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers.
Mattheus 13:51En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere.
Mattheus 13:53En het is geschied, als Jezus deze gelijkenissen geeindigd had, vertrok Hij van daar.
Mattheus 13:57En zij werden aan Hem geergerd. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd, dan in zijn vaderland, en in zijn huis.
Mattheus 14:1Te dierzelver tijd hoorde Herodes, de viervorst, het gerucht van Jezus;

TuinTuin