Genesis 1:3 | En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht. |
Genesis 1:4 | En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis. |
Genesis 1:5 | En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag. |
Klaagliederen 3:2 | [Aleph.] Hij heeft mij geleid en gevoerd [in] de duisternis, en niet [in] het licht. |
Filippenzen 2:15 | Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld; |