Jozua 21:18 | Anathoth en haar voorsteden, en Almon en haar voorsteden: vier steden. |
2 Samuel 23:27 | Abi-ezer, de Anetothiet; Mebunnai, de Husathiet; |
1 Koningen 2:26 | En tot Abjathar, den priester, zeide de koning: Ga naar Anathoth, op uw akkers; want gij zijt een man des doods; maar op dezen dag zal ik u niet doden, omdat gij de ark des Heeren HEEREN voor het aangezicht van mijn vader David gedragen hebt, en omdat gij verdrukt zijt geweest, in alles, waarin mijn vader verdrukt was. |
1 Kronieken 6:45 | Den zoon van Hasabja, den zoon van Amazia, den zoon van Hilkia, |
1 Kronieken 7:8 | De kinderen van Becher nu waren Zemira, en Joas, en Eliezer, en Eljoenai, en Omri, en Jeremoth, en Abija, en Anathoth, en Alemeth; deze allen waren kinderen van Becher. |
1 Kronieken 11:28 | Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; Abiezer, de Anathothiet; |
1 Kronieken 12:3 | Het hoofd was Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna Jeziel en Pelet, zonen van Azmaveth, en Beracha, en Jehu, de Anathothiet. |
1 Kronieken 27:12 | De negende, in de negende maand, was Abiezer, de Anathothiet; van de Benjaminieten; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend. |
Ezra 2:23 | De mannen van Anathoth, honderd acht en twintig. |
Nehemia 10:20 | Magpias, Mesullam, Hezir, |
Nehemia 11:32 | Anathoth, Nob, Ananja, |
Jesaja 10:30 | Roep luide met uw stem, gij dochter van Gallim! laat ze horen tot Lais toe, o ellendige Anathoth! |
Jeremia 1:1 | De woorden van Jeremia, den zoon van Hilkia, uit de priesteren, die te Anathoth waren, in het land van Benjamin; |
Jeremia 11:18 | De HEERE nu heeft het mij te kennen gegeven, dat ik het wete; toen hebt Gij mij hun handelingen doen zien. |
Jeremia 11:21 | Daarom, zo zegt de HEERE van de mannen van Anathoth, die uw ziel zoeken, zeggende: Profeteer niet in den Naam des HEEREN, opdat gij van onze handen niet sterft. |
Jeremia 11:23 | En zij zullen geen overblijfsel hebben; want Ik zal een kwaad brengen over de mannen van Anathoth, [in] het jaar hunner bezoeking. |
Jeremia 29:27 | Nu dan, waarom hebt gij Jeremia, den Anathothiet, niet gescholden, die zich bij ulieden voor een profeet uitgeeft? |
Jeremia 32:7 | Zie, Hanameel, de zoon van Sallum, uw oom, zal tot u komen, zeggende: Koop u mijn veld, dat bij Anathoth is, want gij hebt het recht van lossing, om te kopen. |
Jeremia 32:8 | Alzo kwam Hanameel, mijns ooms zoon, naar des HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring, en zeide tot mij: Koop toch mijn veld, hetwelk is bij Anathoth, dat in het land van Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, en gij hebt de lossing, koop [het] voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord was. |
Jeremia 32:9 | Dies kocht ik van Hanameel, mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren sikkelen. |