2 Samuel 2:32 | En zij namen Asahel op, en begroeven hem in zijns vaders graf, dat te Bethlehem was. Joab nu en zijn mannen gingen den gansen nacht, dat hun het licht aanbrak te Hebron. |
2 Samuel 23:14 | En David was toen in een vesting; en de bezetting der Filistijnen was toen te Bethlehem. |
2 Samuel 23:15 | En David kreeg lust, en zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethlehems bornput, die in de poort is? |
2 Samuel 23:24 | Asahel, Joabs broeder, was onder de dertig; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; |
1 Kronieken 4:4 | En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem. |
1 Kronieken 11:16 | En David was toen in de vesting en de bezetting der Filistijnen was toen te Bethlehem. |
1 Kronieken 11:26 | De helden nu der heiren waren: Asahel, de broeder van Joab; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; |
2 Kronieken 11:6 | Hij bouwde nu Bethlehem, en Etham, en Thekoa, |
Ezra 2:21 | De kinderen van Bethlehem, honderd drie en twintig. |
Jeremia 41:17 | En zij togen henen, en sloegen zich neder te Geruth-chimham, dat bij Bethlehem is, om voort te trekken, dat zij in Egypte kwamen. |
Micha 5:1 | En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. |
Mattheus 2:1 | Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, [gelegen] in Judea, in de dagen van den koning Herodes, ziet, [enige] wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen. |
Mattheus 2:5 | En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judea [gelegen]; want alzo is geschreven door den profeet: |
Mattheus 2:6 | En gij Bethlehem, [gij] land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israel weiden zal. |
Mattheus 2:8 | En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. |
Mattheus 2:16 | Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en [enigen] afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen [waren], van twee jaren [oud] en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had. |
Lukas 2:4 | En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt, (omdat hij uit het huis en geslacht van David was); |
Lukas 2:15 | En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd. |
Johannes 7:42 | Zegt de Schrift niet, dat de Christus komen zal uit den zade Davids, en van het vlek Bethlehem, waar David was? |