Genesis 8:13 | En het geschiedde in het zeshonderd en eerste jaar, in de eerste [maand], op den eersten derzelver maand, dat de wateren droogden van boven de aarde; toen deed Noach het deksel der ark af, en zag toe, en ziet, de aardbodem was gedroogd. |
Genesis 8:15 | Toen sprak God tot Noach, zeggende: |
Genesis 8:18 | Toen ging Noach uit, en zijn zonen, en zijn huisvrouw, en de vrouwen zijner zonen met hem. |
Genesis 8:20 | En Noach bouwde den HEERE een altaar; en hij nam van al het reine vee, en van al het rein gevogelte, en offerde brandofferen op dat altaar. |
Genesis 9:1 | En God zegende Noach en zijn zonen, en Hij zeide tot hen: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde! |
Genesis 9:8 | Voorts zeide God tot Noach, en tot zijn zonen met hem, zeggende: |
Genesis 9:17 | Zo zeide dan God tot Noach: Dit is het teken des verbonds, dat Ik opgericht heb tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is. |
Genesis 9:18 | En de zonen van Noach, die uit de ark gingen, waren Sem, en Cham, en Jafeth; en Cham is de vader van Kanaan. |
Genesis 9:19 | Deze drie waren de zonen van Noach; en van dezen is de ganse aarde overspreid. |
Genesis 9:20 | En Noach begon een akkerman te zijn, en hij plantte een wijngaard. |
Genesis 9:24 | En Noach ontwaakte van zijn wijn; en hij merkte wat zijn kleinste zoon hem gedaan had. |
Genesis 9:28 | En Noach leefde na den vloed driehonderd en vijftig jaren. |
Genesis 9:29 | Zo waren al de dagen van Noach negenhonderd en vijftig jaren; en hij stierf. |
Genesis 10:1 | Dit nu zijn de geboorten van Noachs zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed. |
Genesis 10:32 | Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hun geboorten, in hun volken; en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na den vloed. |
1 Kronieken 1:4 | Noach, Sem, Cham en Jafeth. |
1 Kronieken 1:4 | Noach, Sem, Cham en Jafeth. |
Jesaja 54:9 | Want dat zal Mij zijn [als] de wateren van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet [meer] op u toornen, noch u schelden zal. |
Ezechiel 14:14 | Ofschoon deze drie mannen, Noach, Daniel en Job, in het midden deszelven waren, zij zouden door hun gerechtigheid [alleen] hun ziel bevrijden, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 14:20 | Ofschoon Noach, Daniel en Job in het midden deszelven waren, [zo waarachtig als] Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo zij een zoon, [of] zo zij een dochter zouden bevrijden, zij zouden [alleen] hun ziel door hun gerechtigheid bevrijden. |