Spreuken 15:21 | De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen. |
Spreuken 16:22 | Het verstand dergenen, die het bezitten, is een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid. |
Spreuken 17:12 | Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid. |
Spreuken 17:21 | Wie een zot genereert, [die] zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden. |
Spreuken 18:13 | Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord hebben, dat is hem dwaasheid en schande. |
Spreuken 19:3 | De dwaasheid des mensen zal zijn weg verkeren; en zijn hart zal zich tegen den HEERE vergrammen. |
Spreuken 22:15 | De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen. |
Spreuken 24:9 | De gedachte der dwaasheid is zonde; en een spotter is den mens een gruwel. |
Spreuken 26:4 | Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt. |
Spreuken 26:5 | Antwoord den zot naar zijn dwaasheid, opdat hij in zijn ogen niet wijs zij. |
Spreuken 26:8 | Gelijk hij, die een [edel]gesteente in een slinger bindt, alzo is hij, die den zot eer geeft. |
Spreuken 26:11 | Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel wederkeert, [alzo] herneemt de zot zijn dwaasheid. |
Spreuken 27:3 | Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide. |
Spreuken 27:22 | Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken. |
Prediker 1:17 | En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes is. |
Prediker 2:3 | Ik heb in mijn hart nagespeurd, om mijn vlees op te houden in den wijn, (nochtans leidende mijn hart in wijsheid) en om de dwaasheid vast te houden, totdat ik zou zien wat den kinderen der mensen het best ware, dat zij doen zouden onder den hemel, [gedurende] het getal der dagen huns levens. |
Prediker 2:12 | Daarna wendde ik mij, om te zien wijsheid, ook onzinnigheden en dwaasheid; want hoe zou een mens, die den koning nakomen zal, [doen] hetgeen alrede gedaan is? |
Prediker 2:13 | Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht uitnemendheid heeft boven de duisternis. |
Prediker 7:5 | Het is beter te horen het bestraffen des wijzen, dan dat iemand hore het gezang der dwazen. |
Prediker 7:6 | Want gelijk het geluid der doornen onder een pot is, alzo is het lachen eens zots. Dit is ook ijdelheid. |