Dwaasheid, Dwazen

Bijbelteksten

Prediker 7:9Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.
Prediker 7:25Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten, en om na te sporen, en te zoeken wijsheid en een sluitrede; en om te weten de goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid der onzinnigheden.
Prediker 10:1Een dode vlieg doet de zalf des apothekers stinken [en] opwellen; [alzo] een weinig dwaasheid een [man], die kostelijk is van wijsheid [en] van eer.
Prediker 10:12De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelve.
Prediker 10:13Het begin der woorden zijns monds is dwaasheid, en het einde zijns monds is boze dolligheid.
Prediker 10:14De dwaas maakt wel veel woorden; [maar] de mens weet niet, wat het zij, dat geschieden zal; en wat na hem geschieden zal, wie zal het hem te kennen geven?
Jesaja 9:16Daarom zal zich de Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen en hunner weduwen zal Hij zich niet ontfermen, want zij zijn allen te zamen huichelaars en boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.
Jesaja 19:11Gewisselijk, de vorsten van Zoan zijn dwazen, de raad der wijzen, der raadgevers van Farao, is onvernuftig geworden; hoe kunt gijlieden [dan] zeggen tot Farao; Ik ben een zoon der wijzen, een zoon der oude koningen?
Jesaja 32:5De dwaas zal niet meer genoemd worden milddadig, en de gierige zal niet [meer] mild geheten worden.
Jesaja 32:6Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn hart doet ongerechtigheid, om huichelarij te plegen, en om dwaling te spreken tegen den HEERE, om de ziel des hongerigen ledig te laten, en den dorstige drank te doen ontbreken.
Jesaja 35:8En aldaar zal een verheven baan en een weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden; de onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor deze zijn; die [dezen] weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen.
Jeremia 29:23Omdat zij een dwaasheid deden in Israel, en overspel bedreven met de vrouwen hunner naasten, en spraken het woord valselijk in Mijn Naam, dat Ik hun niet geboden had; en Ik ben Degene, Die het weet, en een getuige [daarvan], spreekt de HEERE.
Hosea 2:9En nu zal Ik haar dwaasheid ontdekken voor de ogen harer boelen; en niemand zal haar uit Mijn hand verlossen.
Zacharia 11:15Verder zeide de HEERE tot mij: Neem u nog eens dwazen herders gereedschap.
Mattheus 5:22Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.
Mattheus 7:26En een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve niet doet, die zal bij een dwazen man vergeleken worden, die zijn huis op het zand gebouwd heeft;
Mattheus 23:17Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, het goud, of de tempel, die het goud heiligt?
Mattheus 23:19Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, de gave, of het altaar, dat de gave heiligt?
Mattheus 25:2En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren dwazen.
Mattheus 25:8En de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel