Vrienden

Bijbelteksten

Spreuken 19:4Het goed brengt veel vrienden toe; maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden.
Spreuken 19:6Velen smeken het aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, die giften geeft.
Spreuken 19:7Al de broeders des armen haten hem; hoeveel te meer gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na [met] woorden die niets zijn.
Spreuken 22:11Die de reinheid des harten liefheeft, wiens lippen aangenaam zijn, diens vriend is de koning.
Spreuken 27:9Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel.
Spreuken 27:10Verlaat uw vriend, noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uw tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is.
Spreuken 27:14Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.
Hooglied 1:9Mijn vriendin! Ik vergelijk u bij de paarden aan de wagens van Farao.
Hooglied 1:15Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven[ogen].
Hooglied 2:2Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren.
Hooglied 2:10Mijn Liefste antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom!
Hooglied 2:13De vijgeboom brengt zijn jonge vijgjes voort, en de wijnstokken geven reuk [met hun] jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en kom!
Hooglied 4:1Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven[ogen] tussen uw vlechten; uw haar is als een kudde geiten, die [het gras] van den berg Gileads afscheren.
Hooglied 4:7Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u.
Hooglied 5:1Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten met Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn melk gedronken. Eet, vrienden! drinkt, en wordt dronken, o liefsten!
Hooglied 5:2Ik sliep, maar mijn hart waakte, de stem mijns Liefsten, Die klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte! want Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen.
Hooglied 5:16Zijn gehemelte is enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem!
Hooglied 6:4Gij zijt schoon, Mijn vriendin, gelijk Thirza, liefelijk als Jeruzalem, schrikkelijk als [slagorden] met banieren.
Jeremia 3:20Waarlijk, [gelijk] een vrouw trouwelooslijk scheidt van haar vriend, alzo hebt gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israels! spreekt de HEERE.
Jeremia 9:4Wacht u, een iegelijk van zijn vriend, en vertrouwt niet op enigen broeder; want elk broeder doet niet dan bedriegen, en elk vriend wandelt [in] achterklap.

KlussenKlussen