1 Koningen 3:6 | En Salomo zeide: Gij hebt aan Uw knecht David, mijn vader, grote weldadigheid gedaan, gelijk als hij voor Uw aangezicht gewandeld heeft, in waarheid, en in gerechtigheid, en in oprechtheid des harten met U; en Gij hebt hem deze grote weldadigheid gehouden, dat Gij hem gegeven hebt een zoon, zittende op zijn troon, als te dezen dage. |
1 Koningen 10:18 | Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven met dicht goud. |
1 Koningen 10:19 | Deze troon had zes trappen, en het hoofd van den troon was van achteren rond, en aan beide zijden waren leuningen tot de zitplaats toe, en twee leeuwen stonden bij die leuningen. |
1 Koningen 10:20 | En twaalf leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide zijden, desgelijks is in geen koninkrijken gemaakt geweest. |
2 Kronieken 9:18 | En de troon had zes trappen en een voetbank van goud, aan den troon vast zijnde, en leuningen aan beide zijden, tot de zitplaats toe; en twee leeuwen stonden bij de leuningen. |
Psalm 89:45 | Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten. |
Jesaja 66:1 | Alzo zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats Mijner rust? |
Daniel 7:9 | [Dit] zag ik, totdat er tronen gezet werden, en de Oude van dagen Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds als zuivere wol; Zijn troon was vuurvonken, deszelfs raderen een brandend vuur. |
Mattheus 5:34 | Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; |
Mattheus 25:31 | En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. |
Handelingen 7:49 | De hemel is Mij een troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten. Hoedanig huis zult gij Mij bouwen, zegt de Heere, of welke is de plaats Mijner ruste? |
Openbaring 2:13 | Ik weet uw werken, en waar gij woont; [namelijk] daar de troon des satans is, en gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont. |
Openbaring 3:21 | Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon. |
Openbaring 4:2 | En terstond werd ik in den geest; en ziet, er was een troon gezet in den hemel, en er zat Een op den troon. |
Openbaring 4:3 | En Die daarop zat, was in het aanzien den steen Jaspis en Sardius gelijk; en een regenboog was rondom den troon, in het aanzien der [steen] Smaragd gelijk. |
Openbaring 4:4 | En rondom den troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met witte klederen, en zij hadden gouden kronen op hun hoofden. |
Openbaring 4:5 | En van den troon gingen uit bliksemen, en donderslagen, en stemmen; en zeven vurige lampen waren brandende voor den troon, welke zijn de zeven geesten Gods. |
Openbaring 4:6 | En voor den troon was een glazen zee, kristal gelijk. En in het midden des troons, en rondom den troon, vier dieren, zijnde vol ogen van voren en van achteren. |
Openbaring 4:9 | En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft; |
Openbaring 4:10 | Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: |