1 Kronieken 1:29 | Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam, |
1 Kronieken 5:7 | Aangaande zijn broederen in hun huisgezinnen, als zij naar hun geboorten in de geslachtsregisters gesteld werden; de hoofden zijn geweest Jehiel en Zecharja, |
1 Kronieken 7:2 | De kinderen van Thola nu waren Uzzi, en Refaja, en Jeriel, en Jachmai, en Jibsam, en Samuel; hoofden van de huizen hunner vaderen, van Thola, kloeke helden in hun geslachten; hun getal was in de dagen van David twee en twintig duizend en zeshonderd. |
1 Kronieken 7:4 | En met hen naar hun geslachten, naar hun vaderlijke huizen, waren de hopen des krijgsheirs zes en dertig duizend; want zij hadden vele vrouwen en kinderen. |
1 Kronieken 7:9 | Dezen nu in geslachtsregisters gesteld zijnde, naar hun geslachten, hoofden der huizen hunner vaderen, kloeke helden, waren twintig duizend en tweehonderd. |
1 Kronieken 8:28 | Dezen waren de hoofden der vaderen, hoofden naar hun geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. |
1 Kronieken 9:9 | En hun broederen naar hun geslachten, negen honderd zes en vijftig; al deze mannen waren hoofden der vaderen in de huizen hunner vaderen. |
1 Kronieken 9:34 | Dit zijn de hoofden der vaderen onder de Levieten, hoofden in hun geslachten; dezen woonden te Jeruzalem. |
1 Kronieken 26:31 | Van de Hebronieten was Jeria het hoofd, van de Hebronieten zijner geslachten onder de vaderen; in het veertigste jaar des koninkrijks van David zijn er gezocht en onder hen gevonden kloeke helden in Jaezer in Gilead. |