Genesis 16:14 | Daarom noemde men dien put, den put Lachai-roi; ziet, hij is tussen Kades en tussen Bered. |
Genesis 20:1 | En Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden, en woonde tussen Kades en tussen Sur; en hij verkeerde als vreemdeling te Gerar. |
Numeri 13:26 | En zij gingen heen, en kwamen tot Mozes en tot Aaron, en tot de gehele vergadering der kinderen Israels, in de woestijn Paran, naar Kades; en brachten bescheid weder aan hen, en aan de gehele vergadering, en lieten hen de vrucht des lands zien. |
Numeri 20:1 | Als de kinderen Israels, de ganse vergadering, in de woestijn Zin gekomen waren, in de eerste maand, zo bleef het volk te Kades. En Mirjam stierf aldaar, en zij werd aldaar begraven. |
Numeri 20:14 | Daarna zond Mozes boden uit Kades tot den koning van Edom, [welke zeiden]: Alzo zegt uw broeder Israel: Gij weet al de moeite, die ons ontmoet is; |
Numeri 20:16 | Toen riepen wij tot den HEERE, en Hij hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, en Hij leidde ons uit Egypte; en ziet, wij zijn te Kades, en stad aan het uiterste uwer landpale. |
Numeri 20:22 | Toen reisden zij van Kades; en de kinderen Israels kwamen, de ganse vergadering, aan den berg Hor. |
Numeri 27:14 | Naardien gijlieden Mijn mond wederspannig zijt geweest in de woestijn Zin, in de twisting der vergadering, om Mij aan de wateren voor hun ogen te heiligen. Dat zijn de wateren van Meriba, van Kades, in de woestijn Zin. |
Numeri 32:8 | Zo deden uw vaders, als ik hen van Kades-barnea zond, om dit land te bezien. |
Numeri 33:36 | En zij verreisden van Ezeon-geber, en legerden zich in de woestijn Zin, dat is Kades. |
Numeri 33:37 | En zij verreisden van Kades, en legerden zich aan den berg Hor, aan het einde des lands van Edom. |
Numeri 34:4 | En deze landpale zal u omgaan van het zuiden naar den opgang van Akrabbim, en doorgaan naar Zin; en haar uitgangen zullen zijn, van het zuiden naar Kades-barnea; en zij zal uitgaan naar Hazar-addar, en doorgaan naar Azmon. |
Deuteronomium 1:2 | Elf dag[reizen] zijn het van Horeb, [door] den weg van het gebergte Seir, tot aan Kades-barnea. |
Deuteronomium 1:19 | Toen vertogen wij van Horeb, en doorwandelden die gans grote en vreselijke woestijn, die gij gezien hebt, op den weg van het gebergte der Amorieten, gelijk de HEERE, onze God, ons geboden had; en wij kwamen tot Kades-barnea. |
Deuteronomium 1:46 | Alzo bleeft gij in Kades vele dagen, naar de dagen, dat gij er bleeft. |
Deuteronomium 2:14 | De dagen nu, die wij gewandeld hebben van Kades-barnea, totdat wij over de beek Zered getogen zijn, waren acht en dertig jaren; totdat het ganse geslacht der krijgslieden uit het midden der heirlegers verteerd was, gelijk de HEERE hun gezworen had. |
Deuteronomium 9:23 | Voorts als de HEERE ulieden zond uit dat land, dat Ik u gegeven heb; zo waart gij den mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig, en geloofdet Hem niet, en waart Zijn stem niet gehoorzaam. |
Deuteronomium 32:51 | Omdat gijlieden u tegen Mij vergrepen hebt, in het midden der kinderen Israels, aan het twistwater te Kades, in de woestijn Zin; omdat gij Mij niet geheiligd hebt in het midden der kinderen Israels. |
Jozua 10:41 | En Jozua sloeg hen van Kades-barnea en tot Gaza toe; ook het ganse land Gosen, en tot Gibeon toe. |
Jozua 14:6 | Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, zeide tot hem: Gij weet het woord, dat de HEERE tot Mozes, den man Gods, gesproken heeft te Kades-barnea, ter oorzake van mij, en ter oorzake van u. |