Bot, botten

Bijbelteksten

Job 20:11Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene [zonden] zijn; van welke elkeen met hem op het stof nederliggen zal.
Job 30:17Des nachts doorboort Hij mijn beenderen in mij, en mijn polsaderen rusten niet.
Job 33:19Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen;
Job 33:21Dat zijn vlees verdwijnt uit het gezicht, en zijn beenderen, [die] niet gezien werden, uitsteken;
Job 40:13Zijn beenderen zijn [als] vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren handbomen.
Psalm 6:3Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.
Psalm 22:15Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.
Psalm 22:18Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.
Psalm 31:11Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd.
Psalm 32:3Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.
Psalm 34:21[Schin.] Hij bewaart al zijn beenderen; niet een van die wordt gebroken.
Psalm 35:10Al mijn beenderen zullen zeggen: HEERE, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover.
Psalm 38:4Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen, vanwege mijn zonde.
Psalm 42:11Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
Psalm 51:10Doe mij vreugde en blijdschap horen; dat de beenderen zich verheugen, [die] Gij verbrijzeld hebt.
Psalm 53:6Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard geworden, [waar] geen vervaardheid was; want God heeft de beenderen desgenen, die u belegerde, verstrooid; gij hebt hen beschaamd gemaakt, want God heeft hen verworpen.
Psalm 109:18En hij zij bekleed met den vloek, als met zijn kleed, en dat die ga tot in het binnenste van hem als het water, en als de olie in zijn beenderen.
Psalm 141:7Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde [iets] gekloofd en verdeeld had.
Spreuken 3:8Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Spreuken 12:4Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar die beschaamt maakt, is als verrotting in zijn beenderen.

TuinTuin