Job 20:11 | Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene [zonden] zijn; van welke elkeen met hem op het stof nederliggen zal. |
Job 30:17 | Des nachts doorboort Hij mijn beenderen in mij, en mijn polsaderen rusten niet. |
Job 33:19 | Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen; |
Job 33:21 | Dat zijn vlees verdwijnt uit het gezicht, en zijn beenderen, [die] niet gezien werden, uitsteken; |
Job 40:13 | Zijn beenderen zijn [als] vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren handbomen. |
Psalm 6:3 | Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt. |
Psalm 22:15 | Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands. |
Psalm 22:18 | Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij. |
Psalm 31:11 | Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd. |
Psalm 32:3 | Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag. |
Psalm 34:21 | [Schin.] Hij bewaart al zijn beenderen; niet een van die wordt gebroken. |
Psalm 35:10 | Al mijn beenderen zullen zeggen: HEERE, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover. |
Psalm 38:4 | Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen, vanwege mijn zonde. |
Psalm 42:11 | Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? |
Psalm 51:10 | Doe mij vreugde en blijdschap horen; dat de beenderen zich verheugen, [die] Gij verbrijzeld hebt. |
Psalm 53:6 | Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard geworden, [waar] geen vervaardheid was; want God heeft de beenderen desgenen, die u belegerde, verstrooid; gij hebt hen beschaamd gemaakt, want God heeft hen verworpen. |
Psalm 109:18 | En hij zij bekleed met den vloek, als met zijn kleed, en dat die ga tot in het binnenste van hem als het water, en als de olie in zijn beenderen. |
Psalm 141:7 | Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde [iets] gekloofd en verdeeld had. |
Spreuken 3:8 | Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen. |
Spreuken 12:4 | Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar die beschaamt maakt, is als verrotting in zijn beenderen. |