Duisternis

Bijbelteksten

Psalm 18:12Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels.
Psalm 18:29Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.
Psalm 23:4Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
Psalm 82:5Zij weten niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis; [dies] wankelen alle fondamenten der aarde.
Psalm 88:7Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten.
Psalm 88:13Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid?
Psalm 88:19Gij hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan; mijn bekenden zijn [in] duisternis.
Psalm 104:20Gij beschikt de duisternis, en het wordt nacht, in denwelken al het gedierte des wouds uittreedt:
Psalm 105:28Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig.
Psalm 107:10Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer;
Psalm 107:14Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden.
Psalm 112:4[Zain.] Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; [Cheth.] Hij is genadig, en barmhartig, en rechtvaardig.
Psalm 139:11Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij.
Psalm 139:12Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.
Psalm 143:3Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn.
Spreuken 2:13[Van degenen,] die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;
Spreuken 20:20Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis.
Prediker 2:13Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht uitnemendheid heeft boven de duisternis.
Prediker 2:14De ogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent.
Prediker 5:16Dat hij ook alle dagen in duisternis gegeten heeft; en dat hij veel verdriets gehad heeft, ook zijn krankheid, en onstuimigen toorn?

Livius Onderwijs