Psalm 18:12 | Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels. |
Psalm 18:29 | Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren. |
Psalm 23:4 | Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. |
Psalm 82:5 | Zij weten niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis; [dies] wankelen alle fondamenten der aarde. |
Psalm 88:7 | Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten. |
Psalm 88:13 | Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid? |
Psalm 88:19 | Gij hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan; mijn bekenden zijn [in] duisternis. |
Psalm 104:20 | Gij beschikt de duisternis, en het wordt nacht, in denwelken al het gedierte des wouds uittreedt: |
Psalm 105:28 | Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig. |
Psalm 107:10 | Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer; |
Psalm 107:14 | Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden. |
Psalm 112:4 | [Zain.] Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; [Cheth.] Hij is genadig, en barmhartig, en rechtvaardig. |
Psalm 139:11 | Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. |
Psalm 139:12 | Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht. |
Psalm 143:3 | Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn. |
Spreuken 2:13 | [Van degenen,] die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis; |
Spreuken 20:20 | Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. |
Prediker 2:13 | Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht uitnemendheid heeft boven de duisternis. |
Prediker 2:14 | De ogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent. |
Prediker 5:16 | Dat hij ook alle dagen in duisternis gegeten heeft; en dat hij veel verdriets gehad heeft, ook zijn krankheid, en onstuimigen toorn? |