Johannes 5:39 | Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen. |
Handelingen 2:30 | Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om [Hem] op zijn troon te zetten; |
Handelingen 7:48 | Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt: |
Handelingen 17:24 | De God, Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is; Deze, zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempelen met handen gemaakt; |
Romeinen 9:11 | Want als [de kinderen] nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, [vast] bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende; |
Romeinen 13:11 | En dit [zeg ik te meer], dewijl wij de gelegenheid des tijds weten, dat het de ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken; want de zaligheid is ons nu nader, dan toen wij [eerst] geloofd hebben. |
Efeziers 2:11 | Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt; |
Efeziers 2:12 | Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. |
Hebreeen 11:13 | Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. |
Hebreeen 11:39 | En deze allen, hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen; |
Jakobus 5:8 | Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw harten; want de toekomst des Heeren genaakt. |
1 Petrus 1:10 | Van welke zaligheid ondervraagd en onderzocht hebben de profeten, die geprofeteerd hebben van de genade, aan u [geschied]; |
1 Petrus 2:9 | Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; |
1 Petrus 2:10 | Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die [eertijds] niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden. |
1 Petrus 4:7 | En het einde aller dingen is nabij; zijt dan nuchteren, en waakt in de gebeden. |
2 Petrus 1:19 | En wij hebben het profetische woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten. |
2 Petrus 3:9 | De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen [dat] traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen. |
Openbaring 1:1 | De openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; |
Openbaring 15:1 | En ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel; [namelijk] zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geeindigd. |
Openbaring 21:22 | En ik zag geen tempel in dezelve; want de Heere, de almachtige God, is haar Tempel, en het Lam. |