Vijgenboom (Ficus carica L., Hebreeuws תְּאֵן H8384, Grieks συκῆ G4808), een kleine boom.
Het is een boom die veel schaduw geeft, vandaar dat de profeet Micha zegt “Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom” (Micha 4:4) Ook in andere passages zoals de regeringsperiode van Salomo werd ditzelfde gezegd (1 Kon 4:25). Het is een plek van vrede (vergl. de situatie van oorlog: Jer 8:13; Hos 9:10; Jl 1:7), vandaar dat het voor de Joodse wetsleraar het een gebruikelijke plaats was om zich bezig te houden met de dingen van God.
De vijgen verwerkt tot een vijgenkoek wordt als geneesmiddel gebruikt door de profeet Jesaja bij koning Hizkia. Hij laat deze'vijgenkoek' leggen op de zweer die Hizkia zo ziek maakt (2 Kon 20:7; Jes 39:21). Nu lijkt deze therapie in de eerste instantie op kwakzalverij, maar dat is niet zo. Een vijgenkoek was een plak gedroogde en geconfijte vijgen, zoals we die heden ten dage nog kunnen kopen in winkels.
Deze geconfijte vijgen hebben een zeer hoog suikergehalte en was vroeger (ook in ons land) een beproefde therapie om zweren en etterende wonden te behandelen. Geconcentreerde suikeroplossingen, zoals deze vijgen maar bv. ook honing, zijn sterk hygroscopisch. Dat wil zeggen dat het de neiging heeft om vocht aan te trekken. Als deze op wonden en zweren worden gelegd, wordt op natuurlijke wijze het wondvocht en de pus uit de zweren gezogen (met de schadelijke bacteriën!). De ziektemakende microben sneuvelen daarbij door de hoge suikerconcentraties. Dat is ook de reden waarom geconfijte conserven niet snel bederven. In ieder geval de wond wordt hierdoor weer schoon en in zekere mate steriel, waardoor er genezing optreed.
In de Bijbel lezen we dat Jezus als hij zich op een keer in de omgeving van Jeruzalem bevindt hij naar een vijgenboom loopt om te kijken of er wat eetbaars aan was (Mat. 21:19; Mark. 11:13). Dit blijkt niet het geval te zijn en vervolgens vervloekt Hij de boom.
Nu is de tijd waarop Jezus op de boom toeliep nauwkeurig bekend. Het was na de intocht in Jeruzalem (Mark. 11:1-11), in het voorjaar vlak voor Pasen. Vandaar ook de opmerking het was de tijd der vijgen niet (Mark. 11:13). Als in het voorjaar aan de vijgenboom de bladeren tevoorschijn beginnen te komen, verschijnen er ook aan de uiteinden van de (oudere) takken kleine groene vruchtjes ter grootte van kleine kersen. Deze vruchten worden door de Arabieren taqsh (Spaans breva) genoemd en zijn eetbaar. Nu zijn deze taqsh min of meer verscholen tussen de bladeren en om ze te ontdekken moet je er naar toe lopen en ze van vlakbij bekijken. Zo liep ook Jezus naar die vijgenboom om te kijken of er al van die kleine vruchtjes aanzaten. Hij wist dat het nog niet de tijd voor vijgen was, maar Hij kon wel taqsh verwachten.
Vijg ontleend, al dan niet via Oudfrans fige (1170) vanuit ontwikkeld uit vulgair Latijn *fica ‘id.’, nevenvorm van klassiek Latijn fīcus (Etymologiebank, lemma vijg).
Taxonomische indeling | |
---|---|
|
De vijg (vrucht) is eigenlijk geen vrucht. Wat wij als vrucht zien, is de vlezige bloeiwijze. De bloemen zitten binnen in de groene, peervormig uitgegroeide bloembodem: de vrouwelijke onder in de holle ruimte, de mannelijke boven bij de zeer kleine opening. Deze bijzondere bloeiwijze wordt Syconium genoemd, Syconium is een holle verdikking (die wij vaak de vrucht noemen) waar de bloemen aan de binnenkant bloeien (zie de foto).
Bevruchting van de bloemen gebeurt door de gewone vijgenwesp (Blastophaga psenes) die een gaatje (ostiole) maakt en naar binnenkruipt en zo de vrouwelijke vijgenbloemen bevrucht met stuifmeel, tevens legt ze dan haar eieren in deze bloemen en zal daarna sterven.
Omdat in Nederland de vijgenwesp niet voorkomt zal de bloem om die reden niet afrijpen. Om toch eetbare vruchten te verkrijgen zijn er parthenocarpe cultivars van de vijgenboom ontwikkeld waardoor zonder bevruchting toch rijpe vruchten komen. Een bijzonderheid bij deze variëteiten is dat de vruchten zaadloos zijn.
De vruchten worden 5-8 cm lang, zijn eerst groen, gerijpt oranjebruin. Het vruchtvlees is groen of rood, smaakt aangenaam zoet en bevat een heleboel kleine zaadjes, tenzij men een parthenocarpe cultivar heeft. Aan de zoetige geur en de verkleuring van de vijgen herkent men of deze rijp zijn.
De bladeren van de vijgenboom zijn één van de grootste die aan een boom in Israël gevonden kan worden. De bladeren zijn diep ingesneden met 3 of 5 stompe lobben. Niet alleen deze geschiedenis geeft aan dat de vijgenboom al zeer vroeg bekend was, maar blijkt ook uit aanwijzingen die we vinden in de archeologie. Zo zijn er bij opgravingen in de Jordaan vallei restanten gevonden van vijgen welke 11400 jaar oud zouden zijn. Onderzoekers van Harvard University (USA) en Bar-Ilan University (Israël) hebben negen kleine vijgen, slechts 18 mm groot, gevonden naast 313 kleinere fragmenten van vijgen in een huis van de vroege Neolitische nederzetting Gilgal I. Volgens de onderzoekers zijn de vijgen gecultiveerd en niet van de wilde vijg.
Alle snoeiwerkzaamheden worden van november tot februari, tijdens de rustperiode van de planten, uitgevoerd. Ook tijdens de zomermaanden kan er voor de vorm wat gecorrigeerd worden of de wortels worden afgestoken, dit laatste is vooral nodig wanneer een vijgenboom te hard groeit, het beste kan men dit doen door jaarlijks op een halve tot één meter vanaf de stam de wortels met een spade rondom af te steken. Bij het snoeien van een vijgenboom moet gedacht worden aan het (jaarlijks) intoppen of halveren van de te sterk groeiende, lange en onvruchtbare scheuten. Ook oude, onvruchtbare takken worden volledig verwijderd. Uiteraard moeten de jonge, goed uitgerijpte toppen met de jonge embryovruchten bespaard blijven. Dit is tenslotte de oogst van het volgende seizoen.
Om de vruchten sneller rijp te laten worden kunnen enkele bladeren worden verwijderd zodat de vruchten meer in de zon komen.
Laatst bijgewerkt op 12 januari 2018, laatst gewijzigd 31 augustus 2020