‹ Pasen: Internetresources kalenderberekeningPontius Pilatus ›
Pasen: de geestelijke rechtbank (4)
Gepubliceerd op 22-02-2006

De vorige keer hebben we gezien dat Kajafas de rechter was, eerder hebben we al geconstateerd dat Annas tevergeefs heeft geprobeerd een beschuldiging te vinden. Nu probeert de gehele raad het, ze zoeken een getuigenis tegen Jezus (Mat 26:59). Het moet iets zijn, waarop de doodstraf staat. Het vonnis staat immers al vast: sterven moet Hij (Mark 14:55). Echter ook zij vinden niets (Mat 26:59).

Er moeten dus andere maatregelen worden getroffen, boden zijn uitgezonden om mensen te vinden, die bereid zijn een (vals) getuigenis, desgewenst een valse eed, af te leggen. Een goede beloning zal hun wel in het vooruitzicht zijn gesteld (cf. de beloning die Judas kreeg), het was dan ook niet moeilijk om velen te vinden die op deze manier een extraatje konden verdienen (Mat 26:60).

Het verhoor kan nu beginnen, in de grote zaal van het huis van Kajafas, die open is naar de zijde van de binnenplaats, is het Sanhedrin vergaderd. Bij het verhoor blijkt dat er alleen valse getuigen zijn, die ook nog eens in tegenspraak met elkaar zijn (Mark 14:56). Echter volgens de Mozaïsche wetgeving moeten er minstens twee getuigen zijn die eenzelfde verklaring afleggen (Deut 17:6).

Tenslotte komen er toch twee, wier getuigenis een beetje op elkaar lijken. De één verklaart: ‘Die man heeft gezegd: “Ik kan de tempel van God afbreken en in drie dagen opbouwen.” ’ (Mat 26:61), terwijl de ander verklaart: ‘We hebben Hem horen zeggen: “Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen, die niet door mensenhanden gemaakt is.” ’ (Mark 14:58). Geheel hetzelfde is dit niet, bovendien zijn deze getuigenissen nog vals ook, want Christus heeft niet gesproken over "Ik kan" of "Ik zal", ook heeft Hij niet gesproken over een tempel, met handen gemaakt. Letterlijk had Hij gezegd: ‘Breek deze tempel af, en in drie dagen laat Ik hem herrijzen!’ ‘Met dit woord doelde Jezus echter op de tempel die Hijzelf was.’ (Joh 2:19, 21). Ook op de Joden heeft dit een diepe indruk gemaakt, tot tweemaal toe komen zij er op terug: bij het kruis (Mark 15:29) en bij Stefanus (Hand 6:14). Zij hadden heel goed begrepen, wat de ware betekenis was. Dit blijkt, wanneer zij na de dood van Christus naar Pilatus gaan, met het verzoek, het graf te verzegelen en er een wacht bij te zetten: ‘Heer, wij moesten eraan denken dat die misleider tijdens zijn leven gezegd heeft: “Na drie dagen zal Ik tot leven gewekt worden.” ’ (Mat 27:63).

Als de getuigen gehoord zijn, staat Kajafas op en vraagt de mening van Christus, of die er nog wat toe doet. Ook nu, met een schijn van oprechtheid, probeert men Christus een antwoord te ontlokken. Deze zwijgt echter, het is geen rechtbank, geen verhoor, het is alleen een opgevoerd theaterstuk en daaraan wenst Christus geen medewerking aan te verlenen. Dit zwijgen irriteert Kajafas en tenslotte vraagt hij: ‘U antwoordt niets? Wat brengen ze wel niet tegen U in?’ (Mat 26:62), waarop van Christus' kant een verder stilzwijgen komt.


Tags: Pasen
Gerelateerde onderwerpen: Pasen

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij