Aantekeningen bij de Bijbel: Hosea 11:1

Hosea 11:1

SV	Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen.
WLC	כִּ֛י נַ֥עַר יִשְׂרָאֵ֖ל וָאֹהֲבֵ֑הוּ וּמִמִּצְרַ֖יִם קָרָ֥אתִי לִבְנִֽי׃
Trans.	kî n^a‘ar yiśərā’ēl wā’ōhăḇēhû ûmimmiṣərayim qārā’ṯî liḇənî:

Algemeen

In de vorige hoofdstukken kwamen we vaak het beeld tegen van God als de echtgenoot van het volk Israël. Hij was met dat volk getrouwd, had het lief, maar het volk was als een hoer die overspel pleegde. Het gaat in deze hoofdstukken steeds over Efraïm. Efraïm was de grootste stam van het noordelijke rijk waar de profeet Hosea profeteerde. Het is daarom een beeld voor het hele tienstammenrijk.

In hoofdstuk 11 komen we een nieuw beeld tegen, namelijk het beeld van vader en kind. Met dat beeld begint dit hoofdstuk: “Toen Israël een kind was, had ik het lief.” Een prachtig beeld. Past ook geweldig goed bij de vorige hoofdstukken. Een vader probeert zijn kinderen te behoeden voor verkeerde dingen. Doet een kind toch iets verkeerds, dan waarschuwt een vader zijn kind. En als het niet luisteren wil dan volgt er zo nodig straf. Dat gebeurt dan met pijn in het hart, want die vader blijft toch van zijn kind houden.

Als Israël een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen.

Mijn zoon, Namelijk Israël. Zie Exodus 4:22 waar God dit tegen de farao laat zeggen.
uit Egypte uitgeroepen, 1) Een verwijzing naar de Exodus. 2) Later zien we dat dit gedeelte wordt aangehaald als een profetische vervulling dat Jezus Christus uit Egypte is gekomen (Mat. 2:15). In dit kader is het interessant dat sommige oude manuscripten in Judas 1:5 i.p.v. de Heere Jezus hebben en daarmee het combineren dat Jezus als zoon van God het volk uit Egypte heeft gehaald.