Mattheus 26:45 | Toen kwam Hij tot Zijn discipelen, en zeide tot hen: Slaapt [nu] voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. |
Mattheus 26:64 | Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechter[hand] der kracht [Gods], en komende op de wolken des hemels. |
Mattheus 26:72 | En hij loochende het wederom met een eed, [zeggende]: Ik ken den Mens niet. |
Mattheus 26:74 | Toen begon hij [zich] te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet. |
Mattheus 27:32 | En uitgaande, vonden zij een man van Cyrene, met name Simon; deze dwongen zij, dat hij Zijn kruis droeg. |
Mattheus 27:57 | En als het avond geworden was, kwam een rijk man van Arimathea, met name Jozef, die ook zelf een discipel van Jezus was. |
Markus 1:17 | En Jezus zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal maken, dat gij vissers der mensen zult worden. |
Markus 1:23 | En er was in hun synagoge een mens, met een onreinen geest, en hij riep uit, |
Markus 2:10 | Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft, om de zonden op de aarde te vergeven (zeide Hij tot den geraakte): |
Markus 2:27 | En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om den mens, niet de mens om den sabbat. |
Markus 2:28 | Zo is dan de Zoon des mensen een Heere ook van den sabbat. |
Markus 3:1 | En Hij ging wederom in de synagoge; en aldaar was een mens, hebbende een verdorde hand. |
Markus 3:3 | En Hij zeide tot den mens, die de verdorde hand had: Sta op in het midden. |
Markus 3:5 | En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde over de verharding van hun hart, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere. |
Markus 3:28 | Voorwaar, Ik zeg u, dat al de zonden den kinderen der mensen zullen vergeven worden, en allerlei lasteringen, waarmede zij zullen gelasterd hebben; |
Markus 4:26 | En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, gelijk of een mens het zaad in de aarde wierp; |
Markus 5:2 | En zo Hij uit het schip gegaan was, terstond ontmoette Hem, uit de graven, een mens met een onreinen geest; |
Markus 5:8 | (Want Hij zeide tot hem: Gij onreine geest, ga uit van den mens!) |
Markus 7:7 | Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, [die] geboden [zijn] der mensen; |
Markus 7:8 | Want, nalatende het gebod Gods, houdt gij de inzettingen der mensen, [als namelijk] wassingen der kannen en drinkbekers; en andere dergelijke dingen doet gij vele. |