Lukas 20:30 | En de tweede nam die vrouw, en [ook] deze stierf zonder kinderen. |
Lukas 20:31 | En de derde nam dezelve [vrouw]; en desgelijks ook de zeven, en hebben geen kinderen nagelaten, en zijn gestorven. |
Lukas 20:32 | En ten laatste na allen stierf ook de vrouw. |
Lukas 20:36 | Want zij kunnen niet meer sterven, want zij zijn den engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding zijn. |
Johannes 4:47 | Deze, gehoord hebbende, dat Jezus uit Judea in Galilea kwam, ging tot Hem, en bad Hem, dat Hij afkwame, en zijn zoon gezond maakte; want hij lag op zijn sterven. |
Johannes 4:49 | De koninklijke [hoveling] zeide tot Hem: Heere, kom af, eer mijn kind sterft. |
Johannes 6:49 | Uw vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven. |
Johannes 6:50 | Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete, en niet sterve. |
Johannes 6:58 | Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven. |
Johannes 8:21 | Jezus dan zeide wederom tot hen: Ik ga heen, en gij zult Mij zoeken, en in uw zonden zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen. |
Johannes 8:24 | Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik [Die] ben, gij zult in uw zonden sterven. |
Johannes 8:52 | De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? |
Johannes 8:53 | Zijt Gij meerder dan onze vader Abraham, welke gestorven is, en de profeten zijn gestorven; wien maakt Gij Uzelven? |
Johannes 11:14 | Toen zeide dan Jezus tot hen vrijuit: Lazarus is gestorven. |
Johannes 11:16 | Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot [zijn] medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven. |
Johannes 11:25 | Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; |
Johannes 11:26 | En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? |
Johannes 11:32 | Maria dan, als zij kwam, waar Jezus was, en Hem zag, viel aan Zijn voeten, zeggende tot Hem: Heere, indien Gij hier geweest waart, zo ware mijn broeder niet gestorven. |
Johannes 11:37 | En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden geopend heeft, niet maken, dat ook deze niet gestorven ware? |
Johannes 11:50 | En gij overlegt niet, dat het ons nut is, dat een mens sterve voor het volk, en het gehele volk niet verloren ga. |