G1093 γῆ
Aarde, bouwland, grond, land, wereld

Bijbelteksten

Lukas 24:5En als zij zeer bevreesd werden, en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij de doden?
Johannes 3:22Na dezen kwam Jezus en Zijn discipelen in het land van Judea, en onthield Zich aldaar met hen, en doopte.
Johannes 3:31Die van boven komt, is boven allen; die uit de aarde is [voortgekomen] die is uit de aarde, en spreekt uit de aarde. Die uit den hemel komt, is boven allen.
Johannes 6:21Zij hebben dan Hem gewilliglijk in het schip genomen; en terstond kwam het schip aan het land, daar zij naar toe voeren.
Johannes 8:6En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat zij [iets] hadden, om Hem te beschuldigen. Maar Jezus, nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde.
Johannes 8:8En wederom nederbukkende, schreef Hij in de aarde.
Johannes 12:24Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort.
Johannes 12:32En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.
Johannes 17:4Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen;
Johannes 21:8En de andere discipelen kwamen met het scheepje (want zij waren niet verre van het land, maar omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de vissen.
Johannes 21:9Als zij dan aan het land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, en vis daarop liggen, en brood.
Johannes 21:11Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol grote vissen, [tot] honderd drie en vijftig; en hoewel er [zovele] waren, zo scheurde het net niet.
Handelingen 1:8Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.
Handelingen 2:19En Ik zal wonderen geven in den hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur, en rookdamp.
Handelingen 3:25Gijlieden zijt kinderen der profeten, en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zade zullen alle geslachten der aarde gezegend worden.
Handelingen 4:24En als dezen [dat] hoorden, hieven zij eendrachtelijk [hun] stem op tot God, en zeiden: Heere! Gij zijt de God, Die gemaakt hebt den hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in dezelve zijn.
Handelingen 4:26De koningen der aarde zijn [te zamen] opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde.
Handelingen 7:3En zeide tot hem: Ga uit uw land en uit uw maagschap, en kom in een land, dat Ik u wijzen zal.
Handelingen 7:4Toen ging hij uit het land der Chaldeen, en woonde in Charran. En van daar, nadat zijn vader gestorven was, bracht Hij hem over in dit land, daar gij nu in woont.
Handelingen 7:6En God sprak alzo, dat zijn zaad vreemdeling zijn zoude in een vreemd land, en [dat] zij het zouden dienstbaar maken, en kwalijk handelen, vierhonderd jaren.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech