G1519 εἰς
tot, in, naar, voor, onder

Bijbelteksten

Hebreeen 11:9Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd [land], en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeerfgenamen waren derzelfde belofte.
Hebreeen 11:11Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven den tijd [haars] ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had.
Hebreeen 11:26Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.
Hebreeen 12:2Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechter[hand] des troons van God.
Hebreeen 12:3Want aanmerkt Dezen, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen.
Hebreeen 12:7Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; (want wat zoon is er, dien de vader niet kastijdt?)
Hebreeen 12:10Want genen hebben [ons] wel voor een korten tijd, naar dat het hun goed dacht, gekastijd; maar Deze kastijdt [ons] tot [ons] nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden.
Hebreeen 13:8Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.
Hebreeen 13:11Want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats.
Hebreeen 13:21Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
Jakobus 1:18Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn [als] eerstelingen Zijner schepselen.
Jakobus 1:19Zo dan, mijn geliefde broeders, een iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn;
Jakobus 1:25Maar die inziet in de volmaakte wet, die der vrijheid is, en daarbij blijft, deze, geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, [zeg ik], zal gelukzalig zijn in dit zijn doen.
Jakobus 2:2Want zo in uw vergadering kwam een man met een gouden ring aan den vinger, in een sierlijke kleding, en er kwam ook een arm man in met een slechte kleding;
Jakobus 2:6Maar gij hebt den armen oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u [niet] tot de rechterstoelen?
Jakobus 2:23En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend, en hij is een vriend van God genaamd geweest.
Jakobus 3:3Ziet, wij leggen den paarden tomen in de monden, opdat zij ons zouden gehoorzamen, en wij leiden [daarmede] hun gehele lichaam om;
Jakobus 4:9Gedraagt u als ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren, en [uw] blijdschap in bedroefdheid.
Jakobus 4:13Welaan nu gij, die daar zegt: Wij zullen heden of morgen naar zulk een stad reizen, en aldaar een jaar doorbrengen, en koopmanschap drijven, en winst doen.
Jakobus 5:3Uw goud en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech