1 Corinthiers 12:18 | Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. |
1 Corinthiers 12:19 | Waren zij alle [maar] een lid, waar [zou] het lichaam [zijn]? |
1 Corinthiers 12:20 | Maar nu zijn er wel vele leden, doch [maar] een lichaam. |
1 Corinthiers 12:26 | En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede. |
1 Corinthiers 14:27 | En zo iemand een [vreemde] taal spreekt, [dat] het door twee, of ten meeste drie [geschiede], en bij beurte; en dat een het uitlegge. |
1 Corinthiers 14:31 | Want gij kunt allen, de een na den ander profeteren, opdat zij allen leren, en allen getroost worden. |
1 Corinthiers 16:2 | Op elken eersten [dag] der week, leggen een iegelijk van u [iets] bij zichzelven weg, vergaderende een schat, naar dat hij welvaren verkregen heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet [eerst] geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn. |
2 Corinthiers 5:14 | Want de liefde van Christus dringt ons; |
2 Corinthiers 11:2 | Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid, om [u als] een reine maagd aan een man voor te stellen, [namelijk] aan Christus. |
2 Corinthiers 11:24 | Van de Joden heb ik veertig [slagen] min een, vijfmaal ontvangen. |
Galaten 3:16 | Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Christus. |
Galaten 3:20 | En de Middelaar is niet [Middelaar] van een, maar God is een. |
Galaten 3:28 | Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus. |
Galaten 4:22 | Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije. |
Galaten 4:24 | Hetwelk dingen zijn, die andere beduiding hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van den berg Sinai, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar. |
Galaten 5:14 | Want de gehele wet wordt in een woord vervuld, [namelijk] in dit: Gij zult uw naaste liefhebben, gelijk uzelven. |
Efeziers 2:14 | Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, |
Efeziers 2:15 | Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, [namelijk] de wet der geboden in inzettingen [bestaande]; opdat Hij die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens zou scheppen, vrede makende; |
Efeziers 2:16 | En [opdat] Hij die beiden met God in een lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve gedood hebbende. |
Efeziers 2:18 | Want door Hem hebben wij beiden den toegang door een Geest tot den Vader. |