1 Corinthiers 7:24 | Een iegelijk, waarin hij geroepen is, broeders, die blijve in hetzelve bij God. |
1 Corinthiers 10:24 | Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een iegelijk [zoeke] dat des anderen is. |
1 Corinthiers 11:21 | Want in het eten neemt een iegelijk te voren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de andere is dronken. |
1 Corinthiers 12:7 | Maar aan een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is. |
1 Corinthiers 12:11 | Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. |
1 Corinthiers 12:18 | Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. |
1 Corinthiers 14:26 | Wat is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij een psalm, heeft hij een leer, heeft hij een [vreemde] taal, heeft hij een openbaring, heeft hij een uitlegging; laat alle dingen geschieden tot stichting; |
1 Corinthiers 15:23 | Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst. |
1 Corinthiers 15:38 | Maar God geeft hetzelve een lichaam, gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam. |
1 Corinthiers 16:2 | Op elken eersten [dag] der week, leggen een iegelijk van u [iets] bij zichzelven weg, vergaderende een schat, naar dat hij welvaren verkregen heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet [eerst] geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn. |
2 Corinthiers 5:10 | Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam [geschiedt], naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. |
2 Corinthiers 9:7 | Een iegelijk [doe], gelijk hij in [zijn] hart voorneemt; niet uit droefheid, of uit nooddwang; want God heeft een blijmoedigen gever lief. |
Galaten 6:4 | Maar een iegelijk beproeve zijn eigen werk; en alsdan zal hij aan zichzelven alleen roem hebben, en niet aan een anderen. |
Galaten 6:5 | Want een iegelijk zal zijn eigen pak dragen. |
Efeziers 4:7 | Maar aan elkeen van ons is de genade gegeven, naar de maat der gave van Christus. |
Efeziers 4:16 | Uit Welken het gehele lichaam bekwamelijk samengevoegd en samen vastgemaakt zijnde, door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in [zijn] maat, den wasdom des lichaams bekomt, tot zijns zelfs opbouwing in de liefde. |
Efeziers 4:25 | Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijn naaste; want wij zijn elkanders leden. |
Efeziers 5:33 | Zo dan ook gijlieden, elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw, alzo lief als zichzelven; en de vrouw [zie], dat zij den man vreze. |
Efeziers 6:8 | Wetende, dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben, hij datzelve van den Heere zal ontvangen, hetzij dienstknecht, hetzij vrije. |
Filippenzen 2:4 | Een iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk [zie] ook op hetgeen der anderen is. |