Mattheus 8:27 | En de mensen verwonderden zich, zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn! |
Mattheus 9:5 | Want wat is lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel? |
Mattheus 9:13 | Doch gaat heen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande; want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. |
Mattheus 9:15 | En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten. |
Mattheus 10:2 | De namen nu der twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder; Jakobus, de [zoon] van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder; |
Mattheus 10:10 | Noch male tot den weg, noch twee rokken, noch schoenen, noch staf; want de arbeider is zijn voedsel waardig. |
Mattheus 10:11 | En in wat stad of vlek gij zult inkomen, onderzoekt, wie daarin waardig is; en blijft aldaar, totdat gij [daar] uitgaat. |
Mattheus 10:24 | De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer. |
Mattheus 10:26 | Vreest dan hen niet; want er is niets bedekt, hetwelk niet zal ontdekt worden, en verborgen, hetwelk niet zal geweten worden. |
Mattheus 10:37 | Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. |
Mattheus 10:38 | En die zijn kruis niet [op zich] neemt, en Mij navolgt, is Mijns niet waardig. |
Mattheus 11:6 | En zalig is hij, die aan Mij niet zal geergerd worden. |
Mattheus 11:10 | Want deze is het, van denwelken geschreven staat: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen. |
Mattheus 11:11 | Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij. |
Mattheus 11:14 | En zo gij het wilt aannemen, hij is Elias, die komen zou. |
Mattheus 11:16 | Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten zitten, en hun gezellen toeroepen, |
Mattheus 11:30 | Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht. |
Mattheus 12:6 | En Ik zeg u, dat Een, meerder dan de tempel, hier is. |
Mattheus 12:7 | Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en niet offerande, gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben. |
Mattheus 12:8 | Want de Zoon des mensen is een Heere ook van den sabbat. |