Johannes 7:11 | De Joden dan zochten Hem in het feest, en zeiden: Waar is Hij? |
Johannes 7:18 | Die van zichzelven spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen, Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig, en geen ongerechtigheid is in Hem. |
Johannes 7:19 | Heeft Mozes u niet de wet gegeven? En niemand van u doet de wet. Wat zoekt gij Mij te doden? |
Johannes 7:20 | De schare antwoordde en zeide: Gij hebt den duivel; wie zoekt U te doden? |
Johannes 7:25 | Sommigen dan uit die van Jeruzalem zeiden: Is Deze niet, Dien zij zoeken te doden? |
Johannes 7:30 | Zij zochten Hem dan te grijpen; maar niemand sloeg de hand aan Hem; want Zijn ure was nog niet gekomen. |
Johannes 7:34 | Gij zult Mij zoeken, en gij zult [Mij] niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen. |
Johannes 7:36 | Wat is dit voor een rede, die Hij gezegd heeft: Gij zult Mij zoeken, en zult [Mij] niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen? |
Johannes 8:21 | Jezus dan zeide wederom tot hen: Ik ga heen, en gij zult Mij zoeken, en in uw zonden zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen. |
Johannes 8:37 | Ik weet, dat gij Abrahams zaad zijt; maar gij zoekt Mij te doden; want Mijn woord heeft in u geen plaats. |
Johannes 8:40 | Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet. |
Johannes 8:50 | Doch Ik zoek Mijn eer niet; er is Een, Die ze zoekt en oordeelt. |
Johannes 10:39 | Zij zochten dan wederom Hem te grijpen, en Hij ontging uit hun hand. |
Johannes 11:8 | De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, de Joden hebben U nu [onlangs] gezocht te stenigen, en gaat Gij wederom derwaarts? |
Johannes 11:56 | Zij zochten dan Jezus, en zeiden onder elkander, staande in den tempel: Wat dunkt u? [Dunkt u], dat Hij niet komen zal tot het feest? |
Johannes 13:33 | Kinderkens, nog een kleinen [tijd] ben Ik bij u. Gij zult Mij zoeken, en gelijk Ik den Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen; [alzo] zeg Ik ulieden nu ook. |
Johannes 16:19 | Jezus dan bekende, dat zij Hem wilden vragen, en zeide tot hen: Vraagt gij daarvan onder elkander, dat Ik gezegd heb: Een kleinen [tijd], en gij zult Mij niet zien, en wederom een kleinen [tijd], en gij zult Mij zien? |
Johannes 18:4 | Jezus dan, wetende alles, wat over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij? |
Johannes 18:7 | Hij vraagde hun dan wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazarener. |
Johannes 18:8 | Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan. |