G2309 θέλω
verlangen, wensen, liefhebben, beminnen, behagen hebben in, welgevallig vinden
Mattheus 18:30 | Doch hij wilde niet, maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld zou betaald hebben. |
Mattheus 19:17 | En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Een, [namelijk] God. Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden. |
Mattheus 19:21 | Jezus zeide tot hem: Zo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij. |
Mattheus 20:14 | Neem het uwe en ga heen. Ik wil deze laatsten ook geven, gelijk als u. |
Mattheus 20:15 | Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? |
Mattheus 20:21 | En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen, de een tot Uw rechter- en de ander tot Uw linker[hand] in Uw Koninkrijk. |
Mattheus 20:26 | Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar zo wie onder u zal willen groot worden, [die] zij uw dienaar; |
Mattheus 20:27 | En zo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht. |
Mattheus 20:32 | En Jezus [stil]staande, riep hen en zeide: Wat wilt gij, dat Ik u doe? |
Mattheus 21:29 | Doch hij antwoordde en zeide: Ik wil niet; en daarna berouw hebbende, ging hij heen. |
Mattheus 22:3 | En zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft te roepen; en zij wilden niet komen. |
Mattheus 23:4 | Want zij binden lasten, die zwaar zijn en kwalijk om te dragen, en leggen ze op de schouderen der mensen; maar zij willen die met hun vinger niet verroeren. |
Mattheus 23:37 | Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild. |
Mattheus 26:15 | En zeide: Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? En zij hebben hem toegelegd dertig zilveren [penningen]. |
Mattheus 26:17 | En op den eerste dag der ongehevelde [broden] kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten? |
Mattheus 26:39 | En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan! doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij [wilt]. |
Mattheus 27:15 | En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welke zij wilden. |
Mattheus 27:17 | Als zij dan vergaderd waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gij, dat ik u zal loslaten, Bar-abbas, of Jezus, Die genaamd wordt Christus? |
Mattheus 27:21 | En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welke van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas. |
Mattheus 27:34 | Gaven zij Hem te drinken edik met gal gemengd; en als Hij [dien] gesmaakt had, wilde Hij niet drinken. |