G2309 θέλω
verlangen, wensen, liefhebben, beminnen, behagen hebben in, welgevallig vinden
Handelingen 17:18 | En sommigen van de Epikureische en Stoische wijsgeren streden met hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper zeggen? Maar anderen [zeiden]: Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden; omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde. |
Handelingen 17:20 | Want gij brengt enige vreemde dingen voor onze oren; wij willen dan weten, wat toch dit zijn wil. |
Handelingen 18:21 | Maar hij nam afscheid van hen, zeggende: Ik moet ganselijk het toekomende feest te Jeruzalem houden; doch ik zal tot u wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van Efeze. |
Handelingen 19:33 | En zij deden Alexander uit de schare voortkomen, alzo hem de Joden voortstieten. En Alexander gewenkt hebbende met de hand, wilde bij het volk verantwoording doen. |
Handelingen 24:27 | Maar als twee jaren vervuld waren, kreeg Felix Porcius Festus in zijn plaats; en Felix, willende den Joden gunst bewijzen, liet Paulus gevangen. |
Handelingen 25:9 | Maar Festus, willende den Joden gunst bewijzen, antwoordde Paulus, en zeide: Wilt gij naar Jeruzalem opgaan, en aldaar voor mij over deze dingen geoordeeld worden? |
Handelingen 26:5 | Als die van over lang mij te voren gekend hebben (indien zij het wilden getuigen), dat ik, naar de bescheidenste sekte van onzen godsdienst, [als] een Farizeer geleefd heb. |
Romeinen 1:13 | Doch ik wil niet, dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen heb tot u te komen (en ben tot nog toe verhinderd geweest), opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen. |
Romeinen 7:15 | Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. |
Romeinen 7:16 | En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is. |
Romeinen 7:18 | Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is [wel] bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. |
Romeinen 7:19 | Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. |
Romeinen 7:20 | Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont. |
Romeinen 7:21 | Zo vind ik dan deze wet [in mij]: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. |
Romeinen 9:16 | Zo [is het] dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. |
Romeinen 9:18 | Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij wil. |
Romeinen 9:22 | En of God, willende [Zijn] toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid; |
Romeinen 11:25 | Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israel gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. |
Romeinen 13:3 | Want de oversten zijn niet [tot] een vreze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben; |
Romeinen 16:19 | Want uw gehoorzaamheid is tot [kennis van] allen gekomen. Ik verblijde mij dan uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het kwade. |