G2453 Ἰουδαῖος
Jood

Bijbelteksten

Johannes 8:22De Joden dan zeiden: Zal Hij ook Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen?
Johannes 8:31Jezus dan zeide tot de Joden, die [in] Hem geloofden: Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen;
Johannes 8:48De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een Samaritaan zijt, en den duivel hebt?
Johannes 8:52De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid?
Johannes 8:57De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen vijftig jaren, en hebt Gij Abraham gezien?
Johannes 9:18De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was.
Johannes 9:22Dit zeiden zijn ouders, omdat zij de Joden vreesden; want de Joden hadden alrede te zamen een besluit gemaakt, zo iemand Hem beleed Christus te zijn, dat die uit de synagoge zou geworpen worden.
Johannes 10:19Er werd dan wederom tweedracht onder de Joden, om dezer woorden wil.
Johannes 10:24De Joden dan omringden Hem, en zeiden tot Hem: Hoe lang houdt Gij onze ziel op? Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons vrijuit.
Johannes 10:31De Joden dan namen wederom stenen op, om Hem te stenigen.
Johannes 10:33De Joden antwoordden Hem, zeggende: Wij stenigen U niet over [enig] goed werk, maar over [gods]lastering, en omdat Gij, een Mens zijnde, Uzelven God maakt.
Johannes 11:8De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, de Joden hebben U nu [onlangs] gezocht te stenigen, en gaat Gij wederom derwaarts?
Johannes 11:19En velen uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden over haar broeder.
Johannes 11:31De Joden dan, die met haar in het huis waren, en haar vertroostten, ziende Maria, dat zij haastelijk opstond en uitging, volgden haar, zeggende: Zij gaat naar het graf, opdat zij aldaar wene.
Johannes 11:33Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, die met haar kwamen, [ook] wenen, werd zeer bewogen in den geest, en ontroerde Zichzelven;
Johannes 11:36De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had!
Johannes 11:45Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, geloofden in Hem.
Johannes 11:54Jezus dan wandelde niet meer vrijelijk onder de Joden; maar ging van daar naar het land bij de woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met Zijn discipelen.
Johannes 11:55En het pascha der Joden was nabij, en velen uit dat land gingen op naar Jeruzalem, voor het pascha, opdat zij zichzelven reinigden.
Johannes 12:9Een grote schare dan der Joden verstond, dat Hij aldaar was; en zij kwamen, niet alleen om Jezus' wil, maar opdat zij ook Lazarus zouden zien, dien Hij uit de doden opgewekt had.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech