G2453 Ἰουδαῖος
Jood

Bijbelteksten

Handelingen 28:19Maar als de Joden [zulks] tegenspraken, werd ik genoodzaakt mij op den keizer te beroepen; [doch] niet, alsof ik iets had, mijn volk te beschuldigen.
Handelingen 28:29En als hij dit gezegd had, gingen de Joden weg, veel twisting hebbenden onder elkander.
Romeinen 1:16Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst den Jood, en [ook] den Griek.
Romeinen 2:9Verdrukking en benauwdheid over alle ziel des mensen, die het kwade werkt, eerst van den Jood, en [ook] van den Griek;
Romeinen 2:10Maar heerlijkheid, en eer, en vrede een iegelijk, die het goede werkt, eerst den Jood, en [ook] den Griek.
Romeinen 2:17Zie, gij wordt een Jood genaamd en rust op de wet; en roemt op God,
Romeinen 2:28Want die is niet een Jood, die het in het openbaar is; noch die is de besnijdenis, die het in het openbaar in het vlees is;
Romeinen 2:29Maar die is een Jood, die het in het verborgen is, en de besnijdenis des harten, in den geest, niet [in de] letter, [is de besnijdenis;] wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God.
Romeinen 3:1Welk is dan het voordeel van den Jood? Of welk is de nuttigheid der besnijdenis?
Romeinen 3:9Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd beiden Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn;
Romeinen 3:29Is God [een] God der Joden alleen? En is Hij het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen;
Romeinen 9:24Welke Hij ook geroepen heeft, [namelijk] ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.
Romeinen 10:12Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.
1 Corinthiers 1:22Overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken;
1 Corinthiers 1:23Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid;
1 Corinthiers 1:24Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, [prediken wij] Christus, de kracht Gods, en de wijsheid Gods.
1 Corinthiers 9:20En ik ben den Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zou; dengenen, die onder de wet zijn, [ben ik geworden] als onder de wet zijnde, opdat ik degenen, die onder de wet zijn, winnen zou.
1 Corinthiers 10:32Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods.
1 Corinthiers 12:13Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt.
2 Corinthiers 11:24Van de Joden heb ik veertig [slagen] min een, vijfmaal ontvangen.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs