1 Corinthiers 11:4 | Een iegelijk man, die bidt of profeteert, hebbende [iets] op het hoofd, die onteert zijn eigen hoofd; |
1 Corinthiers 11:5 | Maar een iegelijke vrouw, die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde, alsof [haar] het haar afgesneden ware. |
1 Corinthiers 11:7 | Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en de heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans. |
1 Corinthiers 11:10 | Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil. |
1 Corinthiers 12:21 | En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node. |
Efeziers 1:22 | En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; |
Efeziers 4:15 | Maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem, Die het Hoofd is, [namelijk] Christus; |
Efeziers 5:23 | Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams. |
Colossenzen 1:18 | En Hij is het Hoofd des lichaams, [namelijk] der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn. |
Colossenzen 2:10 | En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht; |
Colossenzen 2:19 | En het Hoofd niet behoudende, uit hetwelk het gehele lichaam, door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd zijnde, opwast met goddelijken wasdom. |
1 Petrus 2:7 | U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen [wordt gezegd]: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis; |
Openbaring 1:14 | En Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte wol, gelijk sneeuw; en Zijn ogen gelijk een vlam vuurs; |
Openbaring 4:4 | En rondom den troon waren vier en twintig tronen; en op de tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed met witte klederen, en zij hadden gouden kronen op hun hoofden. |
Openbaring 9:7 | En de gedaanten der sprinkhanen waren den paarden gelijk, die tot den oorlog bereid zijn; en op hun hoofden waren als kronen, het goud gelijk, en hun aangezichten als aangezichten van mensen. |
Openbaring 9:17 | En ik zag alzo de paarden in dit gezicht, en die daarop zaten, hebbende vurige, en hemelsblauwe, en sulfervervige borstwapenen; en de hoofden der paarden waren als hoofden van leeuwen, en uit hun monden ging vuur, en rook, en sulfer. |
Openbaring 9:19 | Want hun macht is in hun mond, en in hun staarten; want hun staarten zijn aan de slangen gelijk, en hebben hoofden, en beschadigen met dezelve. |
Openbaring 10:1 | En ik zag een anderen sterken engel, afkomende van den hemel, die bekleed was met een wolk; en een regenboog was boven [zijn] hoofd; en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als pilaren van vuur. |
Openbaring 12:1 | En er werd een groot teken gezien in den hemel; [namelijk] een vrouw, bekleed met de zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren; |
Openbaring 12:3 | En er werd een ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote rode draak, hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden. |