G2980 λαλέω
geluid maken, spreken, praten, babbelen, vertellen

Bijbelteksten

Romeinen 3:19Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld [voor] God verdoemelijk zij.
Romeinen 7:1Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
Romeinen 15:18Want ik zou niet durven iets zeggen, hetwelk Christus door mij niet gewrocht heeft, tot gehoorzaamheid der heidenen, met woorden en werken;
1 Corinthiers 2:6En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden;
1 Corinthiers 2:7Maar wij spreken de wijsheid Gods, [bestaande] in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was;
1 Corinthiers 2:13Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met [woorden], die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende.
1 Corinthiers 3:1En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus.
1 Corinthiers 9:8Spreek ik dit naar den mens, of zegt ook de wet hetzelfde niet?
1 Corinthiers 12:3Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere [te zijn], dan door den Heiligen Geest.
1 Corinthiers 12:30Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met [menigerlei] talen? Zijn zij allen uitleggers?
1 Corinthiers 13:1Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.
1 Corinthiers 13:11Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was.
1 Corinthiers 14:2Want die een [vreemde] taal spreekt, spreekt niet den mensen, maar Gode; want niemand verstaat [het], doch met den geest spreekt hij verborgenheden.
1 Corinthiers 14:3Maar die profeteert, spreekt den mensen stichting, en vermaning en vertroosting.
1 Corinthiers 14:4Die een [vreemde] taal spreekt, die sticht zichzelven; maar die profeteert die sticht de Gemeente.
1 Corinthiers 14:5En ik wil [wel], dat gij allen in [vreemde] talen spreekt, maar meer, dat gij profeteert; want die profeteert, is meerder dan die [vreemde] talen spreekt, tenzij dan, dat hij het uitlegge, opdat de Gemeente stichting moge ontvangen.
1 Corinthiers 14:6En nu, broeders, indien ik tot u kwam, en sprak [vreemde] talen, wat nuttigheid zou ik u doen, zo ik tot u niet sprak, of in openbaring, of in kennis, of in profetie of in lering?
1 Corinthiers 14:9Alzo ook gijlieden, indien gij niet door de taal een duidelijke rede geeft, hoe zal verstaan worden hetgeen gesproken wordt? Want gij zult zijn [als] die in de lucht spreekt.
1 Corinthiers 14:11Indien ik dan de kracht der stem niet weet, zo zal ik hem, die spreekt, barbaars zijn; en hij, die spreekt, zal bij mij barbaars zijn.
1 Corinthiers 14:13Daarom, die in een [vreemde] taal spreekt, die bidde, dat hij het moge uitleggen.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken