Lukas 24:30 | En het geschiedde, als Hij met hen aanzat, nam Hij het brood, en zegende het, en als Hij het gebroken had, gaf Hij het hun. |
Lukas 24:52 | En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. |
Johannes 2:12 | Daarna ging Hij af naar Kapernaum, Hij, en Zijn moeder, en Zijn broeders, en Zijn discipelen; en zij bleven aldaar niet vele dagen. |
Johannes 3:2 | Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is. |
Johannes 3:22 | Na dezen kwam Jezus en Zijn discipelen in het land van Judea, en onthield Zich aldaar met hen, en doopte. |
Johannes 3:25 | Er rees dan een vraag [van enigen] uit de discipelen van Johannes met de Joden over de reiniging. |
Johannes 3:26 | En zij kwamen tot Johannes, en zeiden tot hem: Rabbi, Die met u was over de Jordaan, Welken gij getuigenis gaaft, zie, Die doopt, en zij komen allen tot Hem. |
Johannes 4:27 | En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar? |
Johannes 4:43 | En na de twee dagen ging Hij van daar en ging heen naar Galilea; |
Johannes 5:1 | Na dezen was een feest der Joden, en Jezus ging op naar Jeruzalem. |
Johannes 5:4 | Want een engel daalde neder op zekeren tijd in dat badwater, en beroerde het water; die dan eerst daarin kwam, na de beroering van het water, die werd gezond, van wat ziekte hij ook bevangen was. |
Johannes 5:14 | Daarna vond hem Jezus in den tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede. |
Johannes 6:1 | Na dezen vertrok Jezus over de zee van Galilea, welke is [de zee] van Tiberias. |
Johannes 6:3 | En Jezus ging op den berg, en zat aldaar neder met Zijn discipelen. |
Johannes 6:43 | Jezus antwoordde dan, en zeide tot hen: Murmureert niet onder elkander. |
Johannes 6:66 | Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem. |
Johannes 7:1 | En na dezen wandelde Jezus in Galilea; want Hij wilde in Judea niet wandelen, omdat de Joden Hem zochten te doden. |
Johannes 7:33 | Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd ben Ik bij u, en Ik ga heen tot Dengene, Die Mij gezonden heeft. |
Johannes 8:29 | En Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk is. |
Johannes 9:37 | En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het. |