G3326 μετά
met, na, achter

Bijbelteksten

Johannes 9:40En dit hoorden [enigen] uit de Farizeen, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind?
Johannes 11:7Daarna zeide Hij verder tot de discipelen: Laat ons wederom naar Judea gaan.
Johannes 11:11Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op te wekken.
Johannes 11:16Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot [zijn] medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven.
Johannes 11:31De Joden dan, die met haar in het huis waren, en haar vertroostten, ziende Maria, dat zij haastelijk opstond en uitging, volgden haar, zeggende: Zij gaat naar het graf, opdat zij aldaar wene.
Johannes 11:54Jezus dan wandelde niet meer vrijelijk onder de Joden; maar ging van daar naar het land bij de woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met Zijn discipelen.
Johannes 11:56Zij zochten dan Jezus, en zeiden onder elkander, staande in den tempel: Wat dunkt u? [Dunkt u], dat Hij niet komen zal tot het feest?
Johannes 12:8Want de armen hebt gijlieden altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd.
Johannes 12:17De schare dan, die met Hem was, getuigde dat Hij Lazarus uit het graf geroepen, en hem uit de doden opgewekt had.
Johannes 12:35Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd is het Licht bij ulieden; wandelt, terwijl gij het Licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange. En die in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat.
Johannes 13:7Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan.
Johannes 13:8Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet wasse, gij hebt geen deel met Mij.
Johannes 13:18Ik zeg niet van u allen: Ik weet, welke Ik uitverkoren heb; maar [dit geschiedt], opdat de Schrift vervuld worde: Die met Mij het brood eet, heeft tegen Mij zijn verzenen opgeheven.
Johannes 13:27En na de bete, toen voer de satan in hem. Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doet, doe het haastelijk.
Johannes 13:33Kinderkens, nog een kleinen [tijd] ben Ik bij u. Gij zult Mij zoeken, en gelijk Ik den Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen; [alzo] zeg Ik ulieden nu ook.
Johannes 14:9Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons den Vader?
Johannes 14:16En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid;
Johannes 14:30Ik zal niet meer veel met u spreken; want de overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets.
Johannes 15:27En gij zult ook getuigen, want gij zijt van den beginne met Mij geweest.
Johannes 16:4Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen heb Ik u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden was.

Mede mogelijk dankzij