G3588 ὁ, ἡ, τό
de, het, dit, dat, deze

Bijbelteksten

Mattheus 4:18En Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee broeders, [namelijk] Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren vissers);
Mattheus 4:20Zij dan, terstond de netten verlatende, zijn Hem nagevolgd.
Mattheus 4:21En Hij, van daar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, [namelijk] Jakobus, den [zoon] van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedeus, hun netten vermakende, en heeft hen geroepen.
Mattheus 4:22Zij dan, terstond verlatende het schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd.
Mattheus 4:23En Jezus omging geheel Galilea, lerende in hun synagogen en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder het volk.
Mattheus 4:24En Zijn gerucht ging [van daar] uit in geheel Syrie; en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen zijnde, en van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas dezelve.
Mattheus 4:25En vele scharen volgden Hem na, van Galilea en [van] Dekapolis, en [van] Jeruzalem, en [van] Judea, en [van] over de Jordaan.
Mattheus 5:1En [Jezus], de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem.
Mattheus 5:2En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende:
Mattheus 5:3Zalig [zijn] de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Mattheus 5:4Zalig [zijn] die treuren; want zij zullen vertroost worden.
Mattheus 5:5Zalig [zijn] de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven.
Mattheus 5:6Zalig [zijn] die hongeren en dorsten [naar] de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.
Mattheus 5:7Zalig [zijn] de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.
Mattheus 5:8Zalig [zijn] de reinen van hart; want zij zullen God zien.
Mattheus 5:9Zalig [zijn] de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.
Mattheus 5:10Zalig [zijn] die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Mattheus 5:12Verblijdt en verheugt [u]; want uw loon [is] groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u [geweest zijn].
Mattheus 5:13Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal [het] gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden.
Mattheus 5:14Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken