G3598 ὁδός
weg, richting

Bijbelteksten

Handelingen 26:13Zag ik, o koning, in het midden van den dag, op den weg een licht, boven den glans der zon, van den hemel mij en degenen, die met mij reisden, omschijnende.
Romeinen 3:16Vernieling en ellendigheid is in hun wegen;
Romeinen 3:17En den weg des vredes hebben zij niet gekend.
Romeinen 11:33O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen!
1 Corinthiers 4:17Daarom heb ik Timotheus tot u gezonden, die mijn lieve en getrouwe zoon is in den Heere, welke u zal indachtig maken mijn wegen, die in Christus zijn, gelijkerwijs ik alom in alle Gemeenten leer.
1 Corinthiers 12:31Doch ijvert naar de beste gaven; en ik wijs u een weg, die nog uitnemender is.
1 Thessalonicensen 3:11Doch onze God en Vader Zelf, en onze Heere Jezus Christus richte onzen weg tot u.
Hebreeen 3:10Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend.
Hebreeen 9:8[Waarmede] de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had;
Hebreeen 10:20Op een versen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, [door] Zijn vlees;
Jakobus 1:8Een dubbelhartig man [is] ongestadig in al zijn wegen.
Jakobus 2:25En desgelijks ook Rachab, de hoer, is zij niet uit de werken gerechtvaardigd geweest, als zij de gezondenen heeft ontvangen, en door een anderen weg uitgelaten?
Jakobus 5:20Die wete, dat degene, die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van den dood zal behouden, en menigte der zonden zal bedekken.
2 Petrus 2:2En velen zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden.
2 Petrus 2:15Die den rechten weg verlaten hebbende, zijn verdwaald, en volgen den weg van Balaam, den [zoon] van Bosor, die het loon der ongerechtigheid liefgehad heeft;
2 Petrus 2:21Want het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij, [dien] gekend hebbende, [weder] afkeren van het heilige gebod, dat hun overgegeven was.
Judas 1:11Wee hun, want zij zijn de weg van Kain ingegaan, en door de verleiding van het loon van Balaam zijn zij henengestort, en zijn door de tegenspreking van Korach vergaan.
Openbaring 15:3En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!
Openbaring 16:12En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote rivier, den Eufraat; en zijn water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden de weg der koningen, die van den opgang der zon [komen zullen].

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen