G3767 οὖν
dus, nu, dan, eens, immers, welnu dan

Bijbelteksten

Johannes 10:31De Joden dan namen wederom stenen op, om Hem te stenigen.
Johannes 10:39Zij zochten dan wederom Hem te grijpen, en Hij ontging uit hun hand.
Johannes 11:3Zijn zusters dan zonden tot Hem, zeggende: Heere, zie, dien Gij liefhebt, is krank.
Johannes 11:6Als Hij dan gehoord had, dat hij krank was, toen bleef Hij [nog] twee dagen in de plaats, waar Hij was.
Johannes 11:12Zijn discipelen dan zeiden: Heere, indien hij slaapt, zo zal hij gezond worden.
Johannes 11:14Toen zeide dan Jezus tot hen vrijuit: Lazarus is gestorven.
Johannes 11:16Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot [zijn] medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven.
Johannes 11:17Jezus dan, gekomen zijnde, vond, dat hij nu vier dagen in het graf geweest was.
Johannes 11:20Martha dan, als zij hoorde, dat Jezus kwam, ging Hem tegemoet; doch Maria bleef in huis zitten.
Johannes 11:21Zo zeide Martha dan tot Jezus: Heere, waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven;
Johannes 11:31De Joden dan, die met haar in het huis waren, en haar vertroostten, ziende Maria, dat zij haastelijk opstond en uitging, volgden haar, zeggende: Zij gaat naar het graf, opdat zij aldaar wene.
Johannes 11:32Maria dan, als zij kwam, waar Jezus was, en Hem zag, viel aan Zijn voeten, zeggende tot Hem: Heere, indien Gij hier geweest waart, zo ware mijn broeder niet gestorven.
Johannes 11:33Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, die met haar kwamen, [ook] wenen, werd zeer bewogen in den geest, en ontroerde Zichzelven;
Johannes 11:36De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had!
Johannes 11:38Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd.
Johannes 11:41Zij namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts, en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt.
Johannes 11:45Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, geloofden in Hem.
Johannes 11:47De overpriesters dan en de Farizeen vergaderden den raad, en zeiden: Wat zullen wij doen? want deze Mens doet vele tekenen.
Johannes 11:53Van dien dag dan af beraadslaagden zij te zamen, dat zij Hem doden zouden.
Johannes 11:54Jezus dan wandelde niet meer vrijelijk onder de Joden; maar ging van daar naar het land bij de woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met Zijn discipelen.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen