G3767 οὖν
dus, nu, dan, eens, immers, welnu dan
Johannes 13:30 | Hij dan, de bete genomen hebbende, ging terstond uit. En het was nacht. |
Johannes 16:17 | [Sommigen] dan uit Zijn discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Een kleinen [tijd], en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen [tijd], en gij zult Mij zien; en: Want Ik ga heen tot den Vader? |
Johannes 16:18 | Zij zeiden dan: Wat is dit, dat Hij zegt: Een kleinen [tijd]? Wij weten niet, wat Hij zegt. |
Johannes 16:19 | Jezus dan bekende, dat zij Hem wilden vragen, en zeide tot hen: Vraagt gij daarvan onder elkander, dat Ik gezegd heb: Een kleinen [tijd], en gij zult Mij niet zien, en wederom een kleinen [tijd], en gij zult Mij zien? |
Johannes 16:22 | En gij dan hebt nu wel droefheid; maar Ik zal u wederom zien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen. |
Johannes 18:3 | Judas dan, genomen hebbende de bende [krijgsknechten] en [enige] dienaars van de overpriesters en Farizeen, kwam aldaar met lantaarnen, en fakkelen, en wapenen. |
Johannes 18:4 | Jezus dan, wetende alles, wat over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij? |
Johannes 18:6 | Als Hij dan tot hen zeide: Ik ben het; gingen zij achterwaarts, en vielen ter aarde. |
Johannes 18:7 | Hij vraagde hun dan wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazarener. |
Johannes 18:8 | Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan. |
Johannes 18:10 | Simon Petrus dan, hebbende een zwaard, trok hetzelve [uit], en sloeg des hogepriesters dienstknecht, en hieuw zijn rechteroor af. En de naam van den dienstknecht was Malchus. |
Johannes 18:11 | Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker, dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken? |
Johannes 18:12 | De bende dan, en de overste over duizend, en de dienaars der Joden namen Jezus gezamenlijk, en bonden Hem; |
Johannes 18:16 | En Petrus stond buiten aan de deur. De andere discipel dan, die den hogepriester bekend was, ging uit, en sprak met de deurwaarster, en bracht Petrus in. |
Johannes 18:17 | De dienstmaagd dan, die de deurwaarster was, zeide tot Petrus: Zijt ook gij niet uit de discipelen van dezen Mens? Hij zeide: Ik ben niet. |
Johannes 18:19 | De hogepriester dan vraagde Jezus van Zijn discipelen, en van Zijn leer. |
Johannes 18:25 | En Simon Petrus stond en warmde zich. Zij zeiden dan tot hem: Zijt gij ook niet uit Zijn discipelen? Hij loochende het, en zeide: Ik ben niet. |
Johannes 18:27 | Petrus dan loochende het wederom. En terstond kraaide de haan. |
Johannes 18:28 | Zij dan leidden Jezus van Kajafas in het rechthuis. En het was 's morgens vroeg; en zij gingen niet in het rechthuis, opdat zij niet verontreinigd zouden worden, maar opdat zij het pascha eten mochten. |
Johannes 18:29 | Pilatus dan ging tot hen uit, en zeide: Wat beschuldiging brengt gij tegen dezen Mens? |