G3767 οὖν
dus, nu, dan, eens, immers, welnu dan
Johannes 4:28 | Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden: |
Johannes 4:33 | Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? |
Johannes 4:40 | Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. |
Johannes 4:45 | Als Hij dan in Galilea kwam, ontvingen Hem de Galileers, gezien hebbende al de dingen, die Hij te Jeruzalem op het feest gedaan had; want ook zij waren tot het feest gegaan. |
Johannes 4:46 | Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk [hoveling], wiens zoon krank was, te Kapernaum. |
Johannes 4:48 | Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven. |
Johannes 4:52 | Zo vraagde hij dan van hen de ure, in welke het beter met hem geworden was. En zij zeiden tot hem: Gisteren te zeven ure verliet hem de koorts. |
Johannes 4:53 | De vader bekende dan, dat het in dezelve ure [was], in dewelke Jezus tot hem gezegd had: Uw zoon leeft. En hij geloofde zelf, en zijn gehele huis. |
Johannes 5:4 | Want een engel daalde neder op zekeren tijd in dat badwater, en beroerde het water; die dan eerst daarin kwam, na de beroering van het water, die werd gezond, van wat ziekte hij ook bevangen was. |
Johannes 5:10 | De Joden zeiden dan tot dengene, die genezen was: Het is sabbat; het is u niet geoorloofd het beddeken te dragen. |
Johannes 5:12 | Zij vraagden hem dan: Wie is de Mens, Die u gezegd heeft: Neem uw beddeken op, en wandel? |
Johannes 5:18 | Daarom zochten dan de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen den sabbat brak, maar ook zeide, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelven Gode evengelijk makende. |
Johannes 5:19 | Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks. |
Johannes 6:5 | Jezus dan, de ogen opheffende, en ziende, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide tot Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, opdat deze eten mogen? |
Johannes 6:10 | En Jezus zeide: Doet de mensen nederzitten. En er was veel gras in die plaats. Zo zaten dan de mannen neder, omtrent vijf duizend in getal. |
Johannes 6:13 | Zij vergaderden ze dan, en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, welke overgeschoten waren dengenen, die gegeten hadden. |
Johannes 6:14 | De mensen dan, gezien hebbende het teken, dat Jezus gedaan had, zeiden: Deze is waarlijk de Profeet, Die in de wereld komen zou. |
Johannes 6:15 | Jezus dan, wetende, dat zij zouden komen, en Hem met geweld nemen, opdat zij Hem koning maakten, ontweek wederom op den berg, Hij Zelf alleen. |
Johannes 6:19 | En als zij omtrent vijf en twintig of dertig stadien gevaren waren, zagen zij Jezus, wandelende op de zee, en komende bij het schip; en zij werden bevreesd. |
Johannes 6:21 | Zij hebben dan Hem gewilliglijk in het schip genomen; en terstond kwam het schip aan het land, daar zij naar toe voeren. |