G4128 πλῆθος
menigte, mensenmenigte, schare

Bijbelteksten

Markus 3:7En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte van Galilea, en van Judea.
Markus 3:8En van Jeruzalem, en van Idumea, en [van] over de Jordaan; en die [van] omtrent Tyrus en Sidon, een grote menigte, gehoord hebbende, hoe grote dingen Hij deed, kwamen tot Hem.
Lukas 1:10En al de menigte des volks was buiten, biddende, ten ure des reukoffers.
Lukas 2:13En van stonde aan was [er] met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende:
Lukas 5:6En als zij dat gedaan hadden, besloten zij een grote menigte vissen, en hun net scheurde.
Lukas 6:17En met hen afgekomen zijnde, stond Hij op een vlakke plaats, en [met Hem] de schare Zijner discipelen, en een grote menigte des volks van geheel Judea en Jeruzalem, en van den zeekant van Tyrus en Sidon;
Lukas 8:37En de gehele menigte van het omliggende land der Gadarenen baden Hem, dat Hij van hen wegging; want zij waren met grote vreze bevangen. En Hij, in het schip gegaan zijnde, keerde wederom.
Lukas 19:37En als Hij nu genaakte aan den afgang des Olijfbergs, begon al de menigte der discipelen zich te verblijden, en God te loven met grote stemme, vanwege al de krachtige daden, die zij gezien hadden;
Lukas 23:1En de gehele menigte van hen stond op, en leidde Hem tot Pilatus.
Lukas 23:27En een grote menigte van volk en van vrouwen volgde Hem, welke ook weenden en Hem beklaagden.
Johannes 5:3In dezelve lag een grote menigte van kranken, blinden, kreupelen, verdorden, wachtende op de roering des waters.
Johannes 21:6En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet meer trekken vanwege de menigte der vissen.
Handelingen 2:6En als deze stem geschied was, kwam de menigte samen, en werd beroerd, want een iegelijk hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
Handelingen 4:32En de menigte van degenen, die geloofden, was een hart en een ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen.
Handelingen 5:14En er werden meer en meer toegedaan, die den Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen;
Handelingen 5:16En ook de menigte uit de omliggende steden kwamen gezamenlijk te Jeruzalem, brengende kranken, en die van onreine geesten gekweld waren; welke allen genezen werden.
Handelingen 6:2En de twaalven riepen de menigte der discipelen tot zich, en zeiden: Het is niet behoorlijk, dat wij het Woord Gods nalaten, en de tafelen dienen.
Handelingen 6:5En dit woord behaagde aan al de menigte; en zij verkoren Stefanus, een man vol des geloofs en des Heiligen Geestes, en Filippus, en Prochorus, en Nicanor, en Timon, en Parmenas, en Nicolaus, een Jodengenoot van Antiochie;
Handelingen 14:1En het geschiedde te Ikonium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde.
Handelingen 14:4En de menigte der stad werd verdeeld, en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de apostelen.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin