Lukas 9:12 | En de dag begon te dalen; en de twaalven, tot Hem komende, zeiden tot Hem: Laat de schare van U, opdat zij, heengaande in de omliggende vlekken en in de dorpen, herberg nemen mogen, en spijze vinden; want wij zijn hier in een woeste plaats. |
Lukas 9:42 | En nog, als hij [naar Hem] toekwam, scheurde hem de duivel, en verscheurde [hem]; maar Jezus bestrafte den onreinen geest, en maakte het kind gezond, en gaf hem zijn vader weder. |
Lukas 10:34 | En hij, tot [hem] gaande, verbond zijn wonden, gietende daarin olie en wijn; en hem heffende op zijn eigen beest, voerde hem in de herberg en verzorgde hem. |
Lukas 13:31 | Te dienzelfden dage kwamen er enige Farizeen, zeggende tot Hem: Ga weg, en vertrek van hier; want Herodes wil U doden. |
Lukas 20:27 | En tot Hem kwamen sommigen der Sadduceen, welke tegensprekende [zeggen], dat er geen opstanding is, en vraagden Hem. |
Lukas 23:36 | En ook de krijgsknechten, tot [Hem] komende, bespotten Hem, en brachten Hem edik; |
Lukas 23:52 | Deze ging tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus. |
Johannes 12:21 | Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsaida in Galilea was, en baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus [wel] zien. |
Handelingen 7:31 | Mozes nu, [dat] ziende, verwonderde zich over het gezicht; en als hij derwaarts ging, om [dat] te bezien, zo geschiedde een stem des Heeren tot hem, |
Handelingen 8:29 | En de Geest zeide tot Filippus: Ga toe, en voeg u bij dezen wagen. |
Handelingen 9:1 | En Saulus, blazende nog dreiging en moord tegen de discipelen des Heeren, ging tot de hogepriester, |
Handelingen 10:28 | En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten. |
Handelingen 12:13 | En als Petrus aan de deur van de voorpoort klopte, kwam een dienstmaagd voor om te luisteren, met name Rhode. |
Handelingen 18:2 | En vond een zekeren Jood, met name Aquila, van geboorte uit Pontus, die onlangs van Italie gekomen was, en Priscilla, zijn vrouw, (omdat Claudius bevolen had, dat al de Joden uit Rome vertrekken zouden), en hij ging tot hen; |
Handelingen 20:5 | Dezen, vooraf heengegaan zijnde, wachtten ons te Troas. |
Handelingen 20:13 | Maar wij, vooruit naar het schip gegaan zijnde, voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; want hij had het alzo bevolen, en hij zelf zou te voet gaan. |
Handelingen 22:26 | Als nu de hoofdman over honderd [dat] hoorde, ging hij toe, en boodschapte het den overste, zeggende: Zie, wat gij te doen hebt; want deze mens is een Romein. |
Handelingen 22:27 | En de overste kwam toe, en zeide tot hem: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide: Ja. |
Handelingen 23:14 | Dewelke gingen tot de overpriesters en de ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met vervloeking vervloekt, niets te zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood hebben. |
Handelingen 24:23 | En hij beval den hoofdman over honderd, dat Paulus zou bewaard worden, en verlichting hebben, en dat hij niemand van de zijnen zou beletten [hem] te dienen, of tot hem te komen. |