G4613 Σίμων
Simon

Bijbelteksten

Lukas 5:3En Hij ging in een van die schepen, hetwelk van Simon was, en bad hem, dat hij een weinig van het land afstak; en nederzittende, leerde Hij de scharen uit het schip.
Lukas 5:4En als Hij afliet van spreken, zeide Hij tot Simon: Steek af naar de diepte, en werp uw netten uit om te vangen.
Lukas 5:5En Simon antwoordde en zeide tot Hem: Meester, wij hebben den gehelen nacht over gearbeid, en niet gevangen; doch op Uw woord zal ik het net uitwerpen.
Lukas 5:8En Simon Petrus, [dat] ziende, viel neder aan de knieen van Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens.
Lukas 5:10En desgelijks ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die medegenoten van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu aan zult gij mensen vangen.
Lukas 6:14[Namelijk] Simon, welken Hij ook Petrus noemde; en Andreas zijn broeder, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartholomeus;
Lukas 6:15Mattheus en Thomas, Jakobus, den [zoon] van Alfeus, en Simon genaamd Zelotes;
Lukas 7:40En Jezus antwoordende, zeide tot hem: Simon! Ik heb u wat te zeggen. En hij sprak: Meester! zeg het.
Lukas 7:43En Simon, antwoordende, zeide: Ik acht, dat hij het [is], dien hij het meeste kwijtgescholden heeft. En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geoordeeld.
Lukas 7:44En Hij, Zich omkerende naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water hebt gij niet tot Mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd.
Lukas 22:31En de Heere zeide: Simon, Simon, ziet, de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als de tarwe;
Lukas 23:26En als zij Hem wegleidden, namen zij een Simon van Cyrene, komende van den akker, en legden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg.
Lukas 24:34Welke zeiden: De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien.
Johannes 1:40Hij zeide tot hen: Komt en ziet! Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en bleven dien dag bij Hem. En het was omtrent de tiende ure.
Johannes 1:41Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden, en Hem gevolgd waren.
Johannes 1:42Deze vond eerst zijn broeder Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, hetwelk is, overgezet zijnde, de Christus.
Johannes 6:8Een van Zijn discipelen, [namelijk] Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem:
Johannes 6:68Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.
Johannes 6:71En Hij zeide [dit van] Judas, Simons [zoon], Iskariot; want deze zou Hem verraden, zijnde een van de twaalven.
Johannes 12:4Zo zeide dan een van Zijn discipelen, [namelijk] Judas, Simons [zoon], Iskariot, die Hem verraden zou:

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken