Handelingen 17:20 | Want gij brengt enige vreemde dingen voor onze oren; wij willen dan weten, wat toch dit zijn wil. |
Handelingen 18:1 | En na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe; |
Handelingen 19:21 | En als deze dingen volbracht waren, nam Paulus voor in den Geest, Macedonie en Achaje doorgegaan hebbende, naar Jeruzalem te reizen, zeggende: Nadat ik aldaar zal geweest zijn, moet ik ook Rome zien. |
Handelingen 20:36 | En als hij dit gezegd had, heeft hij nederknielende met hen allen gebeden. |
Handelingen 21:12 | Als wij nu dit hoorden, baden beiden wij en die van die plaats waren, dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem. |
Handelingen 23:22 | De overste dan liet den jongeling gaan, [hem] gebiedende: Zeg niemand voort, dat gij mij zulks geopenbaard hebt. |
Handelingen 24:9 | En ook de Joden stemden het toe, zeggende, dat deze dingen alzo waren. |
Handelingen 24:22 | Toen nu Felix dit gehoord had, stelde hij hen uit, zeggende: Als ik nader wetenschap van dezen weg zal hebben, wanneer Lysias, de overste, zal afgekomen zijn, zo zal ik volle kennis nemen van uw zaken. |
Handelingen 26:24 | En als hij deze dingen tot verantwoording sprak, zeide Festus met grote stem: Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij! |
Handelingen 26:30 | En als hij dit gezegd had, stond de koning op, en de stadhouder, en Bernice, en die met hen gezeten waren; |
Handelingen 27:35 | En als hij dit gezegd en brood genomen had, dankte hij God in aller tegenwoordigheid; en [hetzelve] gebroken hebbende, begon hij te eten. |
Handelingen 28:29 | En als hij dit gezegd had, gingen de Joden weg, veel twisting hebbenden onder elkander. |
Romeinen 8:31 | Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? |
Romeinen 9:8 | Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend. |
1 Corinthiers 4:6 | En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en Apollos bij gelijkenis toegepast, om uwentwil; opdat gij aan ons zoudt leren, niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander. |
1 Corinthiers 4:14 | Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijn lieve kinderen vermaan ik [u]. |
1 Corinthiers 6:8 | Maar gijlieden doet ongelijk, en doet schade, en dat den broederen. |
1 Corinthiers 6:11 | En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods; |
1 Corinthiers 6:13 | De spijzen zijn voor de buik, en de buik [is] voor de spijzen; maar God zal beide dezen en die te niet doen. Doch het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor den Heere en de Heere voor het lichaam. |
1 Corinthiers 9:8 | Spreek ik dit naar den mens, of zegt ook de wet hetzelfde niet? |